De bakkers van Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Uit de kohieren van Patentrecht (1809-1894) en uit de Hinderwetvergunningen (1826-1935) zijn veel gegevens te halen over allerlei beroepen in Nuenen, dus ook over de bakkers. Deze historische gegevens zijn opgeslagen in het gemeentelijk archief, dat is ondergebracht in het streekarchief in Eindhoven. Ook huisnummer-registers en registers van ingekomen personen bieden veel bruikbare informatie, naast gegevens van de burgerlijke stand, de registers van de Kamer van Koophandel en persoonlijke gegevens.

De kohieren van Patentrecht gaan terug tot 1809. Tot 1814 werden alleen gegevens over de bakkers van Nuenen-Gerwen vermeld, vanaf 1823 tot 1894 ook van Nederwetten (de gemeente Nederwetten werd namelijk in 1821 bij Nuenen-Gerwen gevoegd). Om een beroep te kunnen uitoefenen, of handel te kunnen drijven, had men een vergunning nodig; die vergunning kreeg men door zich in het kohier van Patentrecht te laten inschrijven (een soort voorloper van de huidige Kamer van Koophandel). Dat inschrijven kostte uiteraard geld en een bakker betaalde naargelang zijn kunnen. Een bakker die alleen roggebrood bakte betaalde voor een heel jaar bijvoorbeeld 16 stuivers en een rogge­ én wittebroodbakker 20 stuivers. Kwam daar nog beschuit en koek bij, dan werd het 24 stuivers.

Het dorsen op de “deel”

Het graan wordt tot meel vermalen

Uit de kohieren van Patentrecht valt af te leiden, dat Nuenen al vroeg bakkers had; eind 18e eeuw waren er al zeker drie, want het kohier van 1809 begint daarmee: Willem van Eersel, de weduwe Adriaan Rooyakkers en Hendrik van de Goor. In het begin van de 19e eeuw (en zeker daarvóór ook) bakten de meeste bakkers uitsluitend Brabants roggebrood, van roggemeel. 

Bakker was een zwaar beroep en bracht niet veel op. Daarom hadden de meesten een nevenberoep, zoals winkelier of tapper, koopman of vrachtrijder, timmerman of metselaar, bierhuishouder of beugelbaanhouder of vleeshouwer.

Nederwetten heeft altijd een of twee bakkers gehad: in 1823 al een roggebroodbakker en wel de molenaar op Hooidonk, Johannes van Stekelenburg. Deze hield er in 1833 mee op, toen hij zijn molen uitbreidde met een oliemolen. Tien jaar later begon Frans de Goey een roggebroodbakkerij met winkel in Nederwetten; hij was tevens timmerman en had eveneens een tapperij. Hij stopte met broodbakken in 1859.

In 1856 kwam er in Nederwetten een bakker bij en wel Peter van Gerwen, maar die gaf het in 1860 al weer op. Gerard de Goey, de zoon van Frans, begon in 1867 weer met broodbakken; tevens was hij winkelier, koopman, timmerman en tapper. Hij hield het vol tot 1878.

In 1879 had zijn zoon Johannes het beheer over de bakkerij en winkel; hij was tevens koopman en vrachtrijder. In 1903 werd de hele bedoening na zijn overlijden verkocht aan Antonie van Rooy. Diens zoon Frans werd de bakker, de andere zoon Leonard de bezorger. Sinds 1959 was deze bakkerij niet meer in werking; ze werd in 1967 afgebroken en erachter werd het huidige café “De Kruik” gebouwd.

In 1914 werd er een vergunning verleend aan Theodorus Coolen in Nederwetten, voor de bouw van een café met winkel en bakkerij, op de plaats die nu Hoekstraat 35 geheten is. In 1972 stopte zijn zoon Joseph met bakken en werd de bakkerij gesloten. Het café bestaat nog.

Oude bascule met gewichten voor het wegen van het meel

Gerwen had vroeger twee bakkers, Peter van Milhees van 1823 tot 1833 en een kind (de naam wordt in de kohieren niet vermeld) van Jan van Duree. Waarschijnlijk nam de zoon van Peter van Milhees (ook Peter geheten) het bedrijf over, want in 1835 duikt de naam weer op als broodverkoper. In 1854 staat Arnold van Milhees vermeld, tot 1857. Het “kind van Jan van Duree” is een voorbeeld van een familiebedrijf. De erven van Jan van Duree hadden op het Laar verschillende bedrijfjes, namelijk een smederij, een tapperij, een winkel en een vrachtrijderij; in de kohieren staan ze simpelweg vermeld als “kinderen van Jan van Duree”. In 1934 begon Cornelis Pastoor een bakkerij met winkel, die in 1974 weer ontmanteld werd. Wél had Gerwen op het Laar enkele broodslijterijen.

Opwetten heeft ook zijn eigen bakkers gehad en wel de zonen van de molenaar Sengers, die in 1828 begonnen met het bakken van roggebrood; ze hielden het vol tot 1870. Daarvóór wordt in 1823 nog een Jacobus Homburgh vermeld, die echter in 1824 stierf; want van 1824 tot 1827 wordt zijn weduwe als bakster genoemd. En dan was er van 1935 tot 1962 nog Louis van Dijck, die van Eindhoven kwam en die bakte aan de Opwettenseweg 114. Hij ventte zijn brood voornamelijk in Tongelre uit.

En dan de bakkers van Nuenen. Antony van Dijk bezat al in 1823 een bakkerij met winkel en tapperij aan de Berg, op de hoek van de Papenvoort. Hij stierf in 1852 en de bakkerij werd voortgezet door zijn weduwe. In 1857 werd zoon Leo de beheerder, samen met zijn broer Joseph. Na diens overlijden in 1889 zette Leo het bedrijf alleen voort, tot aan zijn dood in 1896. Zijn vrouw Helena van Dijk-Raessens sloot de bakkerij en werd winkelierster tot aan haar overlijden in 1917. Het huis werd toen overgenomen door de onderwijzer van de Openbare School Goudsmits, die gehuwd was met Johanna van Dijk. De winkel werd toen tot woonhuis verbouwd (het pand Berg 44).

Ferdinandus de Vries begon in 1834 een rogge- en wittebroodbakkerij; een jaar later stond de bakkerij echter al op naam van zijn vrouw, de weduwe F. de Vries. In 1837 komt hun zoon Jan Theodorus op hetzelfde adres als roggebrood- en wittebroodbakker in de kohieren voor, tot 1854. De bakkerij werd gesloten en zijn vrouw, de weduwe J. de Vries zette de broodverkoop in de winkel voort.

Peter de Vries nam die verkoop in 1859 over. Achter hetzelfde pand Hei-Eind E 486 werd in 1871 een bakkerij gebouwd op naam van Hendrina Dikkerse, herbergierster en weduwe van Wouter F. de Vries (achter het huidige hotel Schafrat). In 1878 werd haar zoon Cristiaan als brood-, koek- en beschuitbakker ingeschreven. In 1900 werd de bakkerij bij diens overlijden stilgelegd. In 1913 nam Gerardus Johannes Latour intrek in de bakkerij, tot 1917; toen werd het bedrijf overgenomen door Theodorus Schafrat (deze was al in 1913 een bakkerij begonnen op Hei-Eind F 461, naast de kosterswoning van de Clemenskerk).

Wim Verhallen nam in 1945 de bakkerij van Schafrat over. Hij woonde zelf op de Berg (nu Berg 69) en had daar een winkel. In 1952 liet Wim Verhallen op het huidige perceel Parkstraat 20 een boerderij tot bakkerij met winkel en woonruimte verbouwen. In 1975 volgde zijn zoon Theodorus (Thieu) hem op; begin 1991 bij het afsluiten van deze tekst was dit de enige bakkerij in Nuenen, die nog aan huis bezorgde. Francis Swinkels begon in 1856 een bakkerij op het Hei-Eind en in 1878 daarnaast een vleeshouwerij. Zijn zoon Francis Johannes zette het bakken en vleeshouwen voort tot 1909. De bakkerij werd voortgezet door diens zoon Francis Johannes Cornelis, die in 1911 de bakkerij overdeed aan Lambertus Joseph Linders.

In 1864 begon Peter van Overbruggen een broodbakkerij op de Berg, naast de Hervormde pastorie; hij was tevens metselaar. In 1868 werd hij opgevolgd door zijn zoon Joost, die ook tevens metselaar was; maar in 1871 borg deze laatste zijn troffels op en opende een winkel. In 1876 begon hij boter op te kopen en te verhandelen; sinds 1878 staat hij in de kohieren ook als beschuitbakker genoteerd. Naast de winkel was een tapperij gevestigd, met een aparte ingang. In 1903 namen zijn erven de zaken over en Martinus en Antonius van Overbruggen beheerden de bakkerij. Aanvankelijk ventten ze met een hondenkar, later met paard en wagen. In 1916 werd de mengmachine voor het deeg aangedreven door een paard, dat daarnaast in de manege zijn rondjes liep. Na 1925 zette Martinus de bakkerij alleen voort, nadat zijn broer overleden was. Theodorus van Overbruggen nam in 1944 de zaak over. Hij overleed in 1958 en de dames van Overbruggen hielden de zaak aan de Berg 28 draaiende tot 1970. Toen werden bakkerij en winkel gesloten en verkocht.

Volgens het register van de Kamer van Koophandel in Eindhoven begon Petrus Marinus van de Ven in 1881 als zelfstandige met het bakken van brood. Hij was gehuwd met een dochter van molenaar Cornelus van den Eijnden, die in 1883/’84 de Roosdonkse windmolen liet bouwen. In 1885 werd deze Cornelus ingeschreven als molenaar in het kohier van Patentrecht. Hij kwam van Veldhoven en ver­ bleef eerst op Hei-Eind F 530; in 1886 verhuisde hij naar Hei-Eind F 571 (nu het pand Park 11). Zijn schoonzoon uit Lieshout kwam in 1888 bij hem inwonen en liet zich inschrijven als brood-, koek-, beschuit- en banketbakker en als winkelier.

Een foto van vóór 1911: bakker Linders en zijn knecht naast de bakkerij van Van Dijk, die door zijn weduwe Helena van Dijk-Raessens werd geleid aan de Papenvoort. Bertus Linders draagt de mand met brood, dat verkocht werd in de kruidenierswinkel aan de Berg. In 1911 begon Bertus Linders voor zich­ zelf aan het Hei-Eind.

In hetzelfde jaar opende Godefridus van den Oever een broodbakkerij en winkel op Berg F 603. Petrus Marinus van de Ven verhuisde in 1890 naar de Berg F 603 en nam daar de bakkerij en winkel van Van den Oever over. In 1922 nam zijn zoon Cornelus Marcellus de bakkerij en winkel over, tot 1957; toen nam diens zoon Franciscus (Frans) van de Ven de touwtjes in handen. Onder zijn leiding draaien bakkerij en winkel volop (Berg 51a), met een filiaal in het Kernkwartier en in de Van Goghstraat.

Tenslotte nog bakker Joop van den Donk. Deze startte in 1956 een nieuwe bakkerij en winkel, achter zijn ouderlijke huis aan de Opwettenseweg 56; zijn vader Wilhelmus was daar al in 1922 een winkel met broodverkoop begonnen (het brood betrok hij van bakkerij van Overbruggen).

Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).