Jeugdige devotie

Velen zullen zich nog levendig de vroegere processies in de kloostertuin herinneren, ter gelegenheid van het Heilig Hart. Dat feest viel daags na het octaaf van Sacramentsdag; en voor niet-ingewijden betekent dat gewoon, dat het feest meestal in juni viel. In de kloostertuin hadden vrome handen de grot van Lourdes nagebouwd; in die grot stond een Mariabeeld. Midden in de tuin stond het Heilig Hartbeeld. Zingend trok de jeugd dan rondom het beeld. Als het er thuis een beetje aanzat droegen de meisjes witte jurkjes, met witte kousen en schoenen. Dat kon natuurlijk niet iedereen betalen en daarom regelden de zusters het zó, dat er ook meisjes in rode en in blauwe jurkjes mee konden lopen in de processie. De kleuren van de Nederlandse vlag dus: devotie ging in die tijd hand in hand met nationale gevoelens!

De meisjes in de witte jurkjes waren echter wél bevoorrecht: zij mochten een model van een scheepje dragen. Dat scheepje was het symbool van de kerk en aan dat scheepje zaten lange gekleurde linten. Die linten hielden de andere meisjes vast, om hun verbondenheid met en trouw aan de kerk te symboliseren. En dan moest er gestrooid worden, gekleurde snippers papier uit rieten korfjes. Dat strooisel werd al weken te voren geknipt, in het klooster. Dat knippen was uiteraard een feest en tevens een uitverkiezing: stel je voor, in het klooster nog wel en met een glaasje limonade van de zusters op de koop toe! De feestelijke processie op Sacramentsdag vormde voor de Clemensparochie een jaarlijkse traditie. Vanaf de Clemenskerk trok men dan zingend en biddend over de Berg naar de grote linde waaronder een rustaltaar gebouwd was. Er trok dan een bonte stoet van kruis- en vaandeldragers, koorzangers, beeldendragers en bruidjes door de Nuenense straten. Bij het rustaltaar werd gepauzeerd.

Deze traditie stamt al van vóór de Vrede van Munster in 1648, toen openbare vieringen van de kerkelijke eredienst nog waren toegestaan. De Nuenenaren hielden in die tijd al geregeld processies ter ere van de schutspatronen van de verschillende gilden  Bij de rustpauze onder de linde kregen de dragers, de zangers en de schutsbroeders dan de gelegenheid om hun dorstige kelen te laven, op kosten van de kerk!

De jaarlijkse Kindheidsoptocht rond het jaar 1900 met links de hervormde pastorie

Voor de jongens was in het kerkelijk leven van die tijd een functie weggelegd, die voor de meisjes onbereikbaar bleef jongens konden misdienaar worden. Het betekende ‘s morgens erg vroeg in de kerk zijn, met schone handen (die terdege geïnspecteerd werden). En zeker de plechtigheden op paaszaterdag begonnen wel érg vroeg! Misdienaar zijn bij de zusters in het klooster was een uitverkiezing op zich. Je kon je daar zo maar niet voor aanmelden: de zusters vroegen zelf bij enkele families in het dorp om een (of meer) van hun zoons tot misdienaar te laten opleiden. En dat begon al op jonge leeftijd: zo rond een jaar of zes. De uitverkoren jongens stemden maar al te graag toe. De “mis dienen” in het klooster was immers een uitverkiezing!

Rens Kuijten was in de eerste naoorlogse jaren, rond 1948, bij de zusters als misdienaar letterlijk kind aan huis. Het aanleren van de Latijnse gebeden en van de verschillende handelingen moest met uiterste zorg en nauwkeurigheid worden ingeoefend. Tot de jaren zestig was de gehele eredienst in de katholieke kerk nog in het Latijn en dat betekende voor de jongens een heleboel moeilijke Latijnse woorden van buiten leren. Dat je niet precies wist wat je zei, was niet erg: als het “‘Confiteor”, het “Suscipiat” en nog een hele reeks andere gebeden er maar foutloos en zonder hakkelen uitkwamen.

In die jaren hadden eerst zuster Adelaïde en na haar zuster Symplicia in hun functie van kosteres de zorg voor alles, wat met de kapel en met de eredienst te maken had. Ook de misdienaars vielen dus onder de hoede van deze zusters. In het begin mocht je alleen nog maar wat “meelopen”, bijvoorbeeld bij het lof op zondagmiddag of ‘s avonds in de week. De bedoeling was dan, dat de pas beginnende misdienaartjes tijdens de diensten toekeken, hoe de meer gevorderden en de volleerden het deden.

De vroegmis begon ‘s morgens om kwart voor zeven. Dat betekende, dat je om half zeven aanwezig moest zijn: keurig gewassen, gekamd en gekleed. Als de belzuster je dan had binnengelaten moest je zachtjes naar boven lopen; vooral zachtjes, omdat de meeste zusters dan nog in de kapel zaten voor hun ochtendgebed.

In de sacristie tegenover de kapel hingen de togen keurig op een rij in de kast; de superplies lagen netjes gestreken in de ladekast. De zusters hadden altijd alles piekfijn in orde! Aangekleed en wel stond je dan op de gang te wachten, terwijl er steeds zusters en pensiongasten voorbijkwamen, op weg naar de kapel.

Misdienaars in de pastorietuin, 1936.
Zittend: Tony Raessens en Theo de Rooy. Staande vooraan: Adriaan Raessens, Jan van de Ven, Christiaan de Rooy. Achterste rij: Leo Smulders, Harry Raessens, Piet van de Ven en Sjaak Smulders. (In de achterste rij missen we één naam)

In die kapel stonden geen banken, maar klapstoelen. De voorste rijen waren bestemd voor de bejaarde mannen en vrouwen; die zaten dan wel gescheiden, zoals in die tijd overal in de kerken het geval was: de mannen links en de vrouwen rechts. In die tijd werden er 20 tot 30 mannen en vrouwen en enkele echtparen in het klooster verzorgd. Daarnaast vulden dan ongeveer 80 zusters de kapel. Het priesterkoor was klein. Een altaar van marmer was op een verhoging geplaatst en aan weerszijden stonden een beeld van het Heilig Hart en van Maria. Het priesterkoor werd van de rest van de kapel afgesloten door een communiebank, waar zes personen tegelijk aan konden knielen.

De mis begon om kwart voor zeven en werd opgedragen door de rector, die aan het klooster verbonden was. Bekend was bijvoorbeeld rector van Kemenade, opgevolgd door rector Bertens, een oud-leraar van het Kleinseminarie “Beekvliet”; na zijn rectoraat in Nuenen werd hij pastoor en vervolgens deken in Valkenswaard. Ook pastoor van Oosterhout van de Andriesparochie in Nuenen was een tijdlang rector. De laatste priester, die de functie van rector vervulde was drs. Smulders, die een beknopte geschiedenis van het Nuenense klooster schreef.

Ná de mis, die ongeveer drie kwartier duurde, moest je nog ongeveer tien minuten “nabidden”. Wanneer dit voorbij was mocht je naar beneden en kreeg je in de spreekkamer of in de hal van de ziekenhuisgang een kopje thee en twee sneetjes brood. In het algemeen waren er aan het misdienaar zijn bij de zusters veel prettige kanten verbonden. Zo kreeg men in de zomertijd dikwijls een zak fruit uit de kloostertuin mee. Bij goed weer mocht men ‘s zondags na het lof in het prieeltje in de tuin zitten, waarbij dan getrakteerd werd op ranja met een grote koek, of een schaaltje bessen of aardbeien. Een paar zusters of pensiongasten kwamen er dan bij zitten.

Ook rector van Kemenade en rector Bertens hadden op zondag vaak een traktatie bij zich, een rolletje snoep of een reep chocola en soms, grote verrassing, een appel met een gulden erin. En met Sinterklaas mochten de misdienaars “de klomp zetten” bij de zusters. Op 6 december ‘s morgens was er dan in de spreekkamer een grote tafel gedekt met een wit tafellaken; en op die tafel allerlei cadeautjes, fruit, snoep, enzovoort voor ieder van de acht misdienaars. Uiteraard kwamen alle zusters even kijken, als de verrassingen werden uitgepakt. Ook Kerstmis was altijd een feest. De misdienaars mochten dan in het klooster slapen, omdat de nachtmis om vier uur in de ochtend begon. Dat betekende dat je je op kerstavond, 24 december, om acht uur ‘s avonds aan de kloosterdeur meldde. Op de zolder boven het ziekenhuisgedeelte waren provisorisch enkele slaapplaatsen ingericht.

Om negen uur moesten de jongens naar bed en de bedoeling was: stil zijn en slapen. In de eerste uren kwam daar uiteraard weinig van terecht. Met zo’n stel jonge gasten bij elkaar werd er heel wat gekletst en plezier gemaakt. En niet zelden vlogen de kussens daarbij in het rond. Maar aangezien de zolder aan het “slot” grensde waar de zusters sliepen, ging er dan al gauw een deur open en klonk er een waarschuwend “ssst!” Tenslotte viel iedereen dan wel in slaap. Om drie uur in de nacht werden de misdienaars dan gewekt. Niet zo maar met een belletje of iets dergelijks, nee: enkele zusters trokken al kerstliedjes zingend door het klooster, om iedereen te wekken. Dat betekende opstaan en wassen met koud water, om niet al te slaperig de nachtmis te “dienen”. Na afloop was er dan in de spreekkamer een feestelijke koffietafel gedekt, met allerlei soorten brood en lekkernijen.

Pater Vogels ter gelegenheid van zijn eerste mis in Nuenen. Zittend: vader Nijs Vogels en moeder Maria Vogels-Leiten. Staande van links naar rechts: pater Frans, Janus Vogels, Nardus Vogels en Mina Vogels.

Voor de meisjes waren er in het kerkelijk leven van die tijd heel andere functies weggelegd. Bij allerlei gelegenheden werden er bruidjes gevraagd en dat betekende in witte jurkjes en met strooiselmandjes allerlei processies en feestelijke optochten opluisteren.

Zo waren priesterwijdingen bij uitstek gelegenheden, waarbij het hele dorp aan de feestelijkheden deelnam. Voor de kleinere meisjes was daarbij een rol weggelegd in het begeleiden van de jonge priester of “neomist” naar de parochiekerk, voor zijn eerste mis. In 1931 was het Frans Vogels, die als “witte pater” zijn eerste mis opdroeg in de Clemenskerk. Vóór de plechtigheden werd eerst de gebruikelijke familiefoto gemaakt.

Daarna ging het in feestelijke optocht naar de kerk, waar dan honderden dorpelingen de pasgewijde priester opwachtten. De stoet werd voorafgegaan door de bruidjes, die bloemen en confetti strooi­ den. En wie zouden die kleine bruidjes beter op hun taak kunnen voorbereiden, dan juist de zusters van J.M.J.?

Maar ook voor de oudere meisjes was er bij zo’n priesterfeest op voorhand werk aan de winkel. De hele route van het ouderlijk huis naar de kerk werd met vlaggen, bloemen en erebogen versierd. Bij het feest van pater Vogels, die na zijn wijding zou vertrekken naar de missie in Afrika, naar Burundi en Tanzania, betekende dat de hele route van Boort naar Clemenskerk.

Ná de feestelijkheden ging de jonge priester op de foto met de meisjes, die versierd hadden.

Er zijn in de loop van de jaren heel wat van die priesterfeesten, waarbij heel het dorp in touw kwam, in Nuenen geweest; het feest rond pater Vogels is er slechts een voorbeeld van.

Ook de zusters zélf waren soms het middelpunt van feestelijkheden in het dorp, zoals bij het 50-jarig verblijf in Nuenen (in 1937) en bij het 75-jarig verblijf in het Sint Elisabeth-gesticht (in 1962). Ook dan waren de kleinere meisjes present als bruidje, om de feeststoet te begeleiden. Onderwijzeressen van de H. Hartschool zorgden daarbij voor een goed verloop van de gebeurtenissen.

Aankomst van pater Vogels bij de Clemenskerk. Links kapelaan van Abeelen, rechts pastoor Aldenhuysen. Rechts de oude kosterswoning van Schafrath, waar Vincent van Gogh enige tijd een kamer bewoonde (zie rechter bovenraam). Op het plein voor de Clemenskerk stond in die tijd nog een Heilig Hart­ beeld (foto 1931).

Meisjes begeleiden als bruidjes de zusters van J.M.J. bij de viering van het 75-jarig verblijf van de zusters in Nuenen. Rechts Jo Goud­smits, onderwijzeres aan de H. Hartschool.

Voor de oudere meisjes was in het kerkelijk leven ook nog een andere taak weggelegd – het collecteren voor de missie. Zo bestond in Nuenen de Sint Jozef-vereniging, een instelling die werkte ten behoeve van de ondersteuning van de rnissionarissen in den vreemde. Deze meisjes werden “zelatrices” genoemd, wat je letterlijk zou kunnen vertalen als “ijveraarsters”. En die ijver bestond uit het eenmaal per maand, op zondagochtend, bij alle leden ophalen van de bijdrage: 10 cent per gezin per maand!

Misdienaar of bruidje of zelatrice zijn waren niet de enige terreinen, waarbij de jeugd betrokken werd in het kerkelijk en maatschappelijk leven van die tijd. Voor de jongens en meisjes samen was er ook nog de “Sint Anna-bond”. Deze bond was een onderafdeling van de vereniging “Sobriëtas”. En aangezien deze laatste naam staat voor soberheid en matigheid, zal het duidelijk zijn dat het hier gaat om de drankbestrijding!

Ook voor de oudere meisjes was in het kerkelijk leven een taak weggelegd. Hier de “zelatrices” (of collectanten) van de St. Jozefver­eniging, een instelling die werkte ten bate van de missie. Eens per maand werd op zondagochtend 10 cent opgehaald bij alle leden. Op de foto uit 1920 in het midden de generale overste van J.M.J. uit Den Bosch. Aan haar rechterhand Anna van Rooy (later werkzaam als onderwijzeres aan de H. Hartschool; ze heette toen mevr. Engbers).

De “Sint Anna-bond” was een parochiële instelling. Ook de schoolkinderen werden bij de strijd tegen de verderfelijke alcohol betrokken. En zo kon het gebeuren, dat men met vliegende vaandels en slaande trommels door de straten rond het Park trok. Jongens en meisjes liepen daarbij mee in deze protestmars avant-le-mot (zij het wel met duidelijke onderlinge afstand). Mien van Wijk kent de tekst, die ze destijds vervuld van geloofsijver en heilig vuur meezong, nog steeds feilloos uit het hoofd:

“Wij zijn allen dappere kinderen, Leden van Sint Anna’s Bond;

En wij trekken met ons vaandel Zingend alle straten rond!”

Waarop dan het volgende refrein werd gezongen:

“Kind’ren, kiest geheelonthouding: Géén jenever, bier of wijn!

Dat zal ons tot lust en zegen In onz’ jeugd én later zijn!”

De grote promotor van deze strijdbare opstelling tegen de alcohol was kapelaan van der Heyden.

Hoe de paters Trappisten (die vanouds toch sterke zakelijke banden met het bier als volksdrank hadden) overigens over deze tekst dachten, is ons helaas niet bekend. We vermoeden echter, dat ze met een enkele regel van dit lied enige moeite gehad zullen hebben. Sommigen van de jongens uit die tijd trouwens ook: want die zongen bij het refrein:

“Méér jenever, bier of wijn!”

Of er van deze jongens uiteindelijk nog iets terechtgekomen is vermeldt de historie niet…

Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).