De bouw van het klooster

Op 4 februari 1879 begaf de toen bijna 80-jarige Mgr. Cuyten zich naar het kantoor van notaris Bolsius in Den Bosch, om er een akte te laten opstellen waarbij hij al zijn landerijen in Nuenen aan de Congregatie van J.M.J. verkocht (om het koopbedrag vervolgens kwijt te schelden). De bedoeling van deze schenking was: te komen tot de stichting van een klooster in Nuenen. Mgr. Cuyten bezat behalve grond ook verschillen­ de huizen in Nuenen: bijvoorbeeld zijn geboorte­ huis (een boerderij, sectie E 217) en het pand E 219. 

De boerderij op de Berg, sectie E 217, was met bij­ behorende landerijen eertijds het eigendom van Wouter van Grootel; diens dochter Petronella, gehuwd met Hendrik Cuyten, was de moeder van Mgr. Cuyten. Alle landerijen waren al vóór de dood van Wouter van Grootel in 1822 overgedaan aan zijn dochter Petronella en haar vier kinderen. Zij stierf in 1841, waarna deze kinderen de gezamenlijke erfgenamen waren. Petronella, de één-na­ jongste, stierf echter eveneens in 1822, op 18-jarige leeftijd. In 1849 stierf de jongste broer van Mgr. Cuyten, Wouter; in 1863 zijn zuster Maria. Hierop was hij de enige nog levende erfgenaam, aangezien ook zijn vader in 1855 op 95-jarige leeftijd overleden was.

De boerderij waar Jacobus Cuyten in 1799 geboren werd; een foto van 1930. Er trekt juist een processie langs.

Het grondbezit van Mgr. Cuyten was in de loop der jaren sterk uitgebreid. Zo had zijn jongste broer Wouter, die “assessor” van Nuenen was (dat wil zeggen: wethouder en locoburgemeester) in de Scheerrijten een perceel grond gekocht van Peter van der Aa; en van Arnoud van Lieshout had hij enkele percelen grond verworven, waarop twee huizen stonden onder één kap en met een erf.

Op onderstaande kadastrale kaart is duidelijk te zien, hoe de verschillende percelen grond, die Mgr. Cuyten in de loop der jaren door versterf geërfd had, in Nuenen verspreid lagen. Eén van de op bijgaande kadastrale kaart aangegeven percelen was de boerderij, waar Mgr. Cuyten op 2 juli 1799 geboren werd (sectie E 217); dit pand betrof toen een huis met schuur en erf en tuin. Op dit perceel bevinden zich thans de panden Berg 14-20.

In zijn testament liet Jacobus Cuyten behalve de diverse grondstukken, die over de Berg verdeeld lagen volgens voorgaande kadastrale kaart, ook enkele effecten na aan de zusters van J.M.J.

Kadastrale kaart, sectie E uit 1832. De door Mgr. Cuyten verkochte percelen zijn zwart ingekleurd.

Zo was er een obligatie “Werk en Schuld” van f 1000,- à 2 1/2%, een Portugese obligatie van 50 livres à 3%, 3 Romeinse obligaties “Le Grelle” van 1000 francs en 2 Romeinse obligaties Rotschild van 1000 francs. Hij legde bij zijn schenking aan de zusters de bedinging vast, dat deze effecten alleen aangewend mochten worden voor het “liefdegesticht” in Nuenen en dat ze in beheer zouden komen van het Nuenense kerkbestuur. De jaarlijkse opbrengst van deze effecten bedroeg ongeveer f 100,-.

Met deze schenking van grond, huizen en effecten had Mgr. Cuyten de mogelijkheid geschapen om in Nuenen een klooster te stichten, waarvan de bewoonsters zich zouden gaan wijden aan onder­ wijs, verzorging en verpleging. Er zouden echter nog heel wat transacties aan te pas komen, alvorens met de bouw van het klooster begonnen kon worden.

De woning op de Berg nr. 6, die Mgr. Cuyten in 1849 voor zijn vader, zijn zus en zichzelf liet bouwen

In 1832 was de situatie voor wat betreft de eigendom van de percelen, die gelegen waren op de plaats van het huidige klooster, zoals aangegeven in de kadastrale kaart Nuenen, Sectie El. In 1875 schonk Jan Dijstelbloem drie huisjes aan de kerk, met enkele percelen grond: voor of ten dienste van een liefdegesticht (deze drie huisjes staan nog steeds op de hoek Park – Mgr. Cuytenlaan); op bijgaande kadastrale kaart betroffen dit de percelen 12, 13, 14, 14a, 15, 16 en 17.

Voorts schonken de gezusters M. en W. Sengers in 1877 een bedrag van / 10.000,- aan het kerkbestuur, bestemd voor de bouw van het klooster. En in 1879 kwam dus het gewenste grondstuk voor een klooster ter beschikking, door de verkoop van de eigendon1men van Mgr. Cuyten aan de zusters van J.M.J. 

In 1832 waren de percelen eigendom van respectievelijk:

E 1 en 2                Catharina Jacobs

E 3 en 4                Theodorus de Vries

E5                           Gemeente Nuenen

E6                           Kinderen Wouter van Groote!

E 7, 8 en 9           Luyten Jacobs, wieldraaier

E 10 en 11           Majoor Jacobus Hanewinkel

E 12, 13, 14, 14a, 15, 16 en 17 Johannes Dijstelbloem

E 1005                   Wed. Jacob van Engeland

De percelen 1 en 2 op voorgaande kaart waren al rond 1846 aan het kerkbestuur geschonken door Catharina Jacobs. Met de familie De Vries, wonend op het Hei-Eind, werd een overeenkomst gesloten voor de akkers 3 en 4. Het perceel nummer 5 werd door de gemeente in 1882 gedeeltelijk overgedragen aan het kerkbestuur; het opgaande geboomte op dat grondstuk (toebehorend aan de familie De Vries) werd aan het klooster geschonken. Ook aan de overkant van de weg werd een stuk grond verworven, om een tuin voor de zusters aan te leggen (in 1955 werd dat grondstuk verkocht aan Bescherming Bevolking; nu Kloosterstraat 1 en 3).

Het huis op de Berg nr. 6

Ook aan de overkant van de weg werd een stuk grond verworven, om een tuin voor de zusters aan te leggen (in 1955 werd dat grondstuk verkocht aan Bescherming Bevolking; nu Kloosterstraat 1 en 3). Op 10 september 1885 besloot de gemeente om een subsidie van f 8000,- te verlenen aan het kerk­ bestuur van de Clemensparochie; dit bedrag zou worden uitgekeerd, nadat de gebouwen onder dak zouden zijn. Het bedrag was bestemd om bij te dragen in de kosten van “op- en inrigting van een gast- en ziekenhuis van blijvende aard, zonder onderscheid van Godsdienstige gezindheid, met een afzonderlijk lokaal tot verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten.”

Het raadsbesluit was ondertekend door burgemeester Van Hombergh, voorzitter en F. van den Nieuwenhof, secretaris. Voor het bijeenbrengen van de f 8000,- schreef de gemeente een openbare geldlening uit, door een advertentie in de Meierijsche Courant op 5 december 1886. De jaarlijkse rente werd vastgesteld op 4% van het nominale bedrag en de totale lening werd verdeeld in 40 aandelen van f 200,-. Het tijdstip van aflossing zou door loting bepaald worden (de laatste schuldbrief zou in 1930 ingelost worden.

Om aan de verdere nodige contanten te komen werden de effecten van Mgr. Cuyten ten dele te gelde gemaakt. Ook werd een collecte gehouden in de hele gemeente, die ongeveer f 8000,- opbracht. Op  4 januari 1887  had  het kerkbestuur  rond f 36.000,- in kas (terwijl bisschop Godschalk in een brief van 21 januari 1886 de kosten van het te bouwen klooster had begroot op f 32.314,30).

En hiermee waren zowel grond als geldmiddelen aanwezig, om met de bouw van een klooster in Nuenen te beginnen. Als architect van het te bouwen “liefdegesticht” werd J. Heykants uit Erp aangetrokken; diens bouwplannen zouden worden uitgevoerd door Andreas Joh. Van Wijk uit Vught. Toen de bouw begon nam laatstgenoemde zijn intrek in de herberg van de familie De Vries (het tegenwoordige hotel Schafrat) en hij trouwde met Johanna de Vries. Hij verplaatste hierop zijn aannemersbedrijf naar Nuenen (in de jaren 1894-1896 had hij in deze gemeente ook de kerk in Nederwetten gebouwd). En dit alles geregeld zijnde, kon e bouw van het klooster beginnen. De 10e mei 1886 werd de eerste steen gelegd door pastoor Pauwels.

Het St. Elisabethgesticht aan het Park. Een pentekening van Nico Nagtegaal, 1973.

De eerste steen, door pastoor Andreas Pauwels gelegd op 10 mei 1886

Het gehele complex werd gegroepeerd rond een vierkant kloosterhof; de voorzijde van die hof werd afgesloten door het slotklooster, links daarvan lagen de “bewaarschool” en de meisjesschool. Rechts van de hof werd de verzorgingsvleugel gesitueerd, bestemd voor zieke en bejaarde inwoners van Nuenen c.a. Aan de achterzijde werd de kloosterhof afgesloten door een lagere vleugel, die verbonden was met het verzorgingsdeel van het gesticht. Het hoofdgebouw kreeg twee verdiepingen, de beide zijvleugels maar één.

Het vooraanzicht van het klooster vertoont de stijl van de Hollandse renaissance, compleet met trapgevels en lijst. De paarsrode bakstenen worden geaccentueerd door de lichtgele horizontale natuursteen-banden in de topgevels. Ook de trappen van de gevels zijn afgedekt met natuursteen, terwijl in de bogen boven de vensters en boven de deur eveneens blokken natuursteen verwerkt zijn. Met de bouw was eind maart 1886 al begonnen en op 10 mei waren de kelders en de fundamenten van het hoofdgebouw al zover gereed, dat de plechtige eerstesteenlegging kon plaatsvinden. Het gebouw werd een jaar later, in april 1887, opgeleverd.

De “Lourdesgrot” in de kloostertuin. Op deze foto, gemaakt rond 1930, wordt een missiepater omringd door de zelatrices (“ijveraarsters”) van de Sint Jozefvereniging.

Op de plattegrond is de toenmalige indeling van het klooster duidelijk te zien. Links de schoolafdeling, rechts de verzorgingsvleugel. In het achterste gedeelte de stal en de wasserij, de groente-spoelkeuken en de fruitkelder enzovoort. Op de speelplaats waren de toiletten afgesloten met halve deuren, die dus van onderen en van boven het toilet openlieten.

Op de eerste verdieping lagen aan de voorzijde de kamers en de slaapzalen van de zusters. Op beide zijvleugels lagen verder naar achteren de zolders, o.a. bestemd voor opslag van hooi en in gebruik als “waszolder”. De kapel was op de eerste verdieping links van de hoofdingang gesitueerd, terwijl rechts de sacristie en de kamer van de rector lagen.

Op 15 juni 1887 was ook de inrichting van het gebouw klaar en de eerste zusters van de Congregatie van J.M.J. konden naar Nuenen komen. Enkele dagen nadat zij hun intrek in het klooster hadden genomen zegende pastoor Pauwels de kapel plechtig in en ook de kruiswegstaties werden opgehangen. Over die eerste zusters in Nuenen wat meer in het volgende artikel.

De kapel zoals deze er vóór 1936 uitzag: rijkversierd en met veel bloemen

Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).