Leken in het klooster
Behalve de zusters werkten er ook leken in het Sint Elisabethgesticht. Sommigen in vaste dienst, zoals de meisjes die in de huishouding werkten; anderen bij voorkomende bezigheden, zoals loodgieters en elektriciens. Ook deze mensen weten nog heel wat over de gang van zaken in het klooster te vertellen. In Nuenen woont mevrouw Verhoeven, die als Tonnie Sanders in de vijftiger jaren in het Sint Elisabethgesticht werkte. Ze haalde voor ons verschillende herinneringen op aan die tijd. Als veertienjarige trad ze al bij de zusters in dienst. Ze had toen de lagere school en de huishoudschool achter de rug en van tijd tot tijd had ze al een middag in het klooster gewerkt: voor de zusters een welkome hulp, voor haarzelf een graag geaccepteerde afwisseling in het lesprogramma van de huishoudschool. Maar in 1953 werd ze als fulltime-kracht aangenomen; de werktijden waren van ‘s morgens acht tot ‘s avonds zeven, met anderhalf uur pauze in de middag. Die middagpauze werd in het klooster doorgebracht, meestal met handwerken.
Ze werkte bij de (betalende) pensiongasten, die op hun kamers bediend werden. Ze bracht het eten op de kamers, maar hielp ook bij andere bezigheden: bijvoorbeeld de gangen schrobben en iedere maandag op de zolder stapels wasgoed strijken. Daarbij was altijd een zuster aanwezig en dan moest er precies verteld worden, hoe het weekend was doorgebracht en waar men overal geweest was!
Ook de stoepen moesten dikwijls geschrobd worden. Eens was Tonnie daar mee bezig en het verdroot haar zeer, dat een der zusters enkele malen over het pas geschrobde gedeelte passeerde. Een opmerking daarover leidde tot een stoeipartijtje, allemaal heel leuk… totdat Tonnie aan de sluier van de zuster trok; per ongeluk natuurlijk en iets te wild. Het volgende moment was de zuster blootshoofds en de grap was over… want dit ging echt te ver. Ze kreeg er een stevige reprimande voor.
Met zuster Mechtilde Liebregts hield Tonnie nog altijd contact. Zuster Mechtilde was de ziekenzuster en Tonnie moest haar vaak helpen, met het afwegen en in papiertjes vouwen van poeders bijvoorbeeld. Verder moest ze op de tijd letten, wanneer er kinderen onder de hoogtezon lagen: dat kwam natuurlijk erg precies.
Op 12 juli 1987 vierde zuster Mechtilde in de Jan Smitzlaan in Eindhoven haar 60-jarig kloosterjubileum en mevrouw Verhoeven, de vroegere Tonnie, ontving een uitnodiging voor de viering van dit feestelijke feit. De affaire van de sluier was klaarblijkelijk al lang vergeven en vergeten…
Het “slot” was ook voor de helpende handen van de lekenmeisjes verboden terrein. Er was een ondergrondse gang, waardoor je van de ene kant van het klooster aan de andere kant kon komen, onder het “slot” door! Dat was voor de meisjes de aangewezen route.
Naast het klooster was een ruimte gelegen, die grensde aan het overdekte gedeelte van de speelplaats van de H. Hartschool. In deze ruimte stond een grote kachel met strijkbouten (er werden ook appels gepoft). De naam van deze ruimte klinkt niet erg alledaags in onze oren: de “Martha”.
De doorloopgang van de vrouwenafdeling naar de mannenafdeling. Rechts de ingang vanuit het klooster naar het ziekenhuis. Links van die ingang de badkamer, rechts ervan het Wit-Gele Kruis en de apotheek.
Bij de opheffing van het ziekenhuis in de vijftiger jaren werden allerlei spullen verkocht. Ook een ijzeren schommelwieg dreigde aan de oud-ijzerman meegegeven te worden, doch Tonnie wist dat te voorkomen. Ze kocht deze wieg en bezit die nog steeds. Op de tentoonstelling in september 1987 was het fraaie exemplaar opnieuw in het klooster te bewonderen.
Wim van Keulen, die in zijn schooljaren al eens zijn zus uit de H. Hartschool bevrijdde toen ze moest schoolblijven, kreeg in latere jaren nog heel wat meer met de zusters te maken. Als elektrotechnicus bracht hij vele uren in het klooster door, evenals in de belendende H. Hartschool. Vele keren werd hij bij storingen en mankementen door de zusters opgebeld, soms bij nacht en ontij.
Zoals bijvoorbeeld die keer, toen om drie uur ‘s nachts de telefoon rinkelde en een nerveuze zuster de melding doorgaf, dat het klooster geteisterd werd door wateroverlast. Het was winter, het vroor dat het kraakte en Wim van Keulen haastte zich door de donkere nacht naar het klooster.
De wieg in de kraamkamer
En wateroverlast was er inderdaad. Het sijpelde door het plafond en het stroomde langs de wanden en het bleef lopen, ook toen alle hoofdkranen waren dichtgedraaid: stromen water, wárm water… Wim van Keulen doorzag de situatie snel. Hij haalde een ladder uit de schuur en klom op het dak van het klooster, daar waar in 1937 de ziekenhuisvleugel was aangebouwd. Daar bevond zich een ketel met 3000 liter warm water; de vrieskou had deze ketel doen scheuren, waardoor alle drieduizend liters water zich een weg naar beneden baanden.
Bij deze gebeurtenis was de heer van Keulen met een wijde boog om het zogenaamde “slot” heengelopen, door ervaring wijs geworden. In zijn jongere jaren had hij tot zijn schade en schande ondervonden, dat je als leek niet ongestraft het “slot” kon betreden!
Dat zat zo: vele jaren eerder was er ook al eens vanuit het klooster opgebeld, wegens wateroverlast. Met Theo de Vries begaf Wim van Keulen zich naar het klooster: twee jongemannen van rond de 19 of 20 jaar. Ze zouden het varkentje wel even gaan wassen, niet gehinderd door enige kennis omtrent de strenge kloosterregels.
De oorzaak van de wateroverlast was gauw gevonden. Een gedeelte van het platte dak van het klooster stond onder water, de dakgoten en de afvoer waren verstopt met bladeren en andere ongerechtigheden. Dat betekende dus even schoonmaken. Kleinigheid, fluitje van een cent!
Om met hun gereedschap opnieuw op de plaats des onheils te geraken betekende echter weer een hele tocht door het klooster, door allerlei gangen en gangetjes, trappen op en trapjes af. Maar Wim van Keulen wist een kortere weg.
Die kortere weg leidde door het “slot”: een simpele oplossing, nietwaar? (Voor niet-ingewijden: het “slot” was dat deel van het klooster, waar alleen de zusters mochten komen; géén buitenstaanders, géén familieleden en zéker geen jongemannen, die een kortere weg zochten!) Beide jongemannen gingen echter welgemoed op pad en wandelen het “slot” binnen, zich van geen kwaad bewust. Maar ver kwamen ze niet…
Uit het niets dook plotseling een zuster op. En niet zó maar een zuster, maar een zeer verontwaardigde zuster Irenée. Ze pakte beide onverlaten bij hun jasje en voerde ze regelrecht het “slot” uit en de kapel binnen. Daar moesten ze beiden een “Onze Vader” bidden, als boete voor hun vergrijp. En denk niet, dat ze daar onderuit kwamen: zuster Irenée bleef erbij, tot het gebed gedaan was. Wim van Keulen is in het vervolg, vele jaren lang, altijd met een wijde boog om het “slot” heengelopen…
Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).