Monumenten rond Vincent van Gogh
In het Nuenen van nu herinneren verschillende monumenten aan het Nuenen van vroeger. Zo vindt men er (anno1991) twee monumenten die gewijd zijn aan de nagedachtenis van Vincent van Gogh en ook een monument, dat herinnert aan de jaren dat de zusters hier in de gemeenschap werkzaam waren. In Gerwen werd bovendien voor het Germaanse stamhoofd Gerwin een beeldje opgericht, terwijl in Nuenen een kleine gedenksteen herinnert aan twee Engelse militairen die bij de bevrijding van ons dorp sneuvelden. En de algemene volksaard – de spreekwoordelijke eigenwijze Nuenenaar – kreeg een blijvende en tastbare vormgeving in het beeldje van de “Dwèrsklippel”. En hiermee zijn bij lange na nog niet alle monumenten en bezienswaardigheden genoemd, die het nieuwe met het oude Nuenen verbinden.
Nuenens beroemdste inwoner was ongetwijfeld Vincent van Gogh. Twee jaren van zijn korte en bewogen leven bracht hij hier door, van 1883 tot 1885. Twee jaren die zeker niet zonder conflicten verliepen – conflicten met zijn vader, met buurtgenoten, met de pastoor en in het algemeen met de dorpsmentaliteit van die jaren. Lang na zijn dood leidde het feit van zijn verblijf hier echter tot twee monumenten, gewijd aan zijn nagedachtenis. En daarbij verliep ook het realiseren van het eerste van die beide monumenten zeker niet zonder strubbelingen.
Het initiatief tot het oprichten van het eerste monument voor Vincent ontstond in Amsterdam, bijna veertig jaren na zijn dood. Daar kwamen in december 1929 enkele heren bijeen onder voorzitterschap van de heer de la Faille, meester in de rechten en kunstkenner in Amsterdam. Tot het comité waren bekende Nederlanders toegetreden, zoals Justus Havelaar en de heer C. Baard, directeur van het Stedelijk Museum, de architect Berlage en de advocaat Benno Stokvis, dokter Wiegersma uit Deurne en de heer D. Hannema, directeur van het Museum Boymans in Rotterdam, de heer F. Schmidt Degener, hoofddirecteur van het Rijksmuseum te Amsterdam en verder verschillende bekende kunstenaars zoals Hildo Krop, Jan Sluyters en Piet Mondriaan en de schrijver Herman de Man.
Men was er spoedig over eens, dat het op te richten monument in Nuenen zou moeten komen te staan: dat was immers de plaats waar Vincent zijn beroemde “Aardappeleters” geschilderd had. Het volgende doel was het inzamelen van de benodigde gelden. Ook aan de gemeente Nuenen werd een verzoek gericht om een financiële bijdrage te leveren aan de totstandkoming van het Van Gogh-monument. Vier beeldhouwers waren intussen uitgenodigd om een ontwerp voor een gedenkteken te maken: Hildo Krop, Mendes da Costa, Joh. Rädecker en Polet.
Het comité ging er gemakshalve maar van uit, dat ook de raad van Nuenen er prijs op zou stellen aan een en ander zijn medewerking te verlenen en informeerde dus beleefd, in welke vorm men dat dan zou willen doen. En ook die vorm werd door het comité bij voorbaat al vast ingevuld, aangezien de desbetreffende zinsnede in de brief in één adem doorgaat met: “… en op welk bedrag het comité eventueel van u mag rekenen.”
Maar zóver waren de Nuenenaren anno 1930 nog niet! Het verblijf van Vincent in Nuenen in de jaren ’80 van de vorige eeuw was dermate stormachtig verlopen, dat de herinneringen daaraan nog steeds weerstand opriepen. Per slot van rekening was het immers de Nuenenaren van die tijd door pastoor Pauwels persoonlijk verboden om nog langer voor Vincent te poseren… en het was op aandringen van diezelfde pastoor geweest dat Adriana Schafrath, de kostersvrouw, Vincent uiteindelijk in 1885 de huur opzei.
Er werd op de raadszitting van de 30e juni 1930 dan ook omstandig gedelibereerd over het al dan niet financieel ondersteunen van een Van Goghmonument. Tenslotte werd een modus gevonden: men besloot wél een som geld ter beschikking te stellen, maar onder duidelijke vermelding van het feit dat men “… met de levens- en wereldbeschouwing, die door Van Gogh als mensch is gehuldigd, niet kon sympathiseren.” De toegekende subsidie werd vervolgens vastgesteld op vijftig hele guldens, welk bedrag aan het comité werd overgemaakt.
Intussen was bekend geworden, dat de keuze van het comité gevallen was op het ontwerp dat Hildo Krop had ingediend: een ruw gehakte staande zuil met daarop de afbeelding van een zon; als basis was een platte ronde steen gedacht. Dit laatste bracht de burgemeester van Nuenen, jonkheer Smits van Oyen, op een idee en nog diezelfde week ging hij op bezoek bij pastoor van Eijl van Nederwetten.
Het resultaat van de bespreking tussen burgemeester en pastoor was, dat laatstgenoemde bij Chris Raaymakers, de Hooidonkse molenaar, één van de twee oude molenstenen die daar lagen wist los te praten. De doorsnede van die steen was ongeveer 1,5 meter en hij was 35 centimeter dik. Het vervoer kostte nogal wat zweetdruppels, want de steen woog 3800 kilo! Deze steen werd door Hildo Krop als voetstuk voor de gedenksteen gebruikt, voorzien van een ingehakt randschrift. De tekst daarvan luidde: “In dit dorp werkte Vincent van Gogh, december 1883 november 1885”. Onder de molensteen werden stenen voeten geplaatst.
In 1932 had Hildo Krop het monument voor Vincent voltooid en in Nuenen begon men de eerste maatregelen te treffen voor de feestelijke onthulling van het monument. Burgemeester van Rijckevorsel was intussen jonkheer Smits van Oyen opgevolgd als eerste burger en hij maakte zich enige zorgen over het feit, dat het monument binnenkort al bij de grote linde geplaatst zou worden. Zou de nieuwsgierige dorpsjeugd misschien het monument al beschadigen nog vóórdat de plechtige onthulling had plaatsgevonden?
Daarom trof hij verschillende maatregelen waarbij als eerste een officiële brief, gericht aan het hoofd van de jongensschool, de meisjesschool en de openbare school. In die brief verzocht hij de schoolhoofden om een oogje op de Nuenense lieverdjes te houden. En voor de rest vertrouwde de Nuenense burgervader op de man, die al sinds 1901 de orde en rust in het dorp handhaafde en wiens naam in die jaren alléén al genoeg was, om de Nuenense jeugd in het gareel te houden: veldwachter Pijs dus!
En hiermee was alles dan geregeld voor de officiële onthulling en op zaterdag 30 juli 1932 om drie uur ‘s middags was het dan zover. De krant berichtte ‘s maandags daarop over de plechtigheid. Groot was de publieke belangstelling van Nuenense zijde klaarblijkelijk niet geweest: “Onthulling van een gedenkteeken voor Vincent van Gogh. (van onzen eigen verslaggever) Zaterdagmiddag om 3 uur is te Nuenen onder vrij geringe belangstelling een gedenksteen onthuld ter herinnering van het verblijf van den grooten kunstschilder Vincent van Gogh in deze gemeente.”
Maar, blijkens het vervolg van dit artikel, er waren wél veel autoriteiten van elders aanwezig, evenals kunstenaars uit het hele land. Ook de gildebroeders trokken op, met hun bepluimde hoeden en met roffelende trommen. De vendelzwaaier bij deze gelegenheid was de heer Hendriks uit Tongelre.
De eigenlijke onthulling van het gedenkteken werd gedaan door mevrouw van Rijckevorsel-Serraris, waarop dokter Wiegersma uit Deurne enkele woorden sprak over de mens en de kunstenaar Van Gogh: een door niemand begrepen mens, een man die ook zichzelf wellicht niet begreep.
Op deze foto uit 1928 staat veldwachter A. Pijs, in uniform en met onderscheidingen. Behalve veldwachter was hij tevens gemeentebode, opzichter en gemeentelijk deurwaarder. Links gemeentesecretaris Th. de Rooij, rechts J. van den Broek en Julia Prinsen (de foto is genomen in het toenmalige gemeentehuis aan de Berg, gebouwd in 1873; thans is er een Chinees-Indisch restaurant in gevestigd).
En zo had Nuenen dus sinds die 30e juli 1932 een monument voor Vincent van Gogh: de man die tijdens zijn leven zo miskend werd, om bijna een eeuw later postuum tot ereburger van Nuenen benoemd te worden! Dat was in 1984 toen het honderd jaar geleden was, dat hij in Nuenen zijn “Aardappeleters” schilderde. Voor de Nuenenaren van deze tijd een reden die dankbaar aangegrepen werd om groot opgezette Van Gogh-manifestaties te organiseren: compleet met een Van Gogh-braderie, Van Gogh-tulpen en -aardappels, Van Gogh-munten en bovendien opnieuw een monument. Voor dit laatste werd beeldhouwer Klaas van Rosmalen uit Den Bosch aangetrokken.
De onthulling van het monument op 30 juli 1932
Staat de eerste Van Gogh-gedenksteen bij de grote linde, dit tweede monument werd in het Park geplaatst. Op een betonnen fundering werd de sokkel neergelaten, een 2500 kilo zware steen uit de zuidelijke Ardennen; de leeftijd van dit stuk carbonisch kalksteen wordt geschat op 300 miljoen jaar.
Op 30 maart 1984 werd het met Brabants bont bedekte beeld in de stromende regen onthuld door de toenmalige Commissaris der Koningin Dries van Agt.
Aan de voet van het beeld is een kleine plaquette aangebracht, waarop een uitspraak van Vincent in een van zijn brieven aan Theo:
“En het Brabant dat men gedroomd heeft, daar komt de werkelijkheid soms al heel dicht bij.”
De RABO-bank gaf in 1984 een Van Gogh-florijn uit. De eerste munt werd in de Rijksmunt in Utrecht geslagen door burgemeester Terwisse. De munt gold tijdens het Van Gogh-jaar als een wettig betaalmiddel; het is echter de vraag of iemand er ook maar één keer zijn boodschappen mee betaald heeft. De verzamelaars stonden urenlang in de rij voor de florijnenjacht.
Culturele activiteiten en commercie gingen in het Van Gogh-jaar hand in hand. Zo voerden de “Lindespelers” (met gast-acteurs en -actrices), het Jongerenkoor, de balletgroep van het C.A.N., orkestleden van de Muziekschool en verschillende gildebroeders een aantal keren het spektakelstuk “Een monument voor Vincent” op. In dit spel werden episodes uit het leven van Vincent van Gogh uitgebeeld, met daar doorheen verweven het verhaal hoe het eerste “monument voor Vincent” bij de grote linde indertijd wat moeizaam tot stand kwam.
Een cultureel hoogtepunt vormde echter wel de tentoonstelling van echte Van Gogh’s in het gemeentehuis. Van 6 tot en met 21 oktober organiseerde de stichting “Nuenen – 100 jaar Van Gogh” de tentoonstelling “Een Brabantse Van Gogh ervaring”, welke expositie geopend werd door prinses Juliana. Tijdens dit evenement waren in het gemeentehuis 16 originele schilderijen en 8 tekeningen van van Gogh (uit zijn Nuenense periode) te bezichtigen.
De commercie kreeg daarnaast volop mogelijkheden in de “Lentebeurs”. Zo kwam minister Braks van Landbouw persoonlijk in Nuenen de eerste “Van Gogh-aardappel” poten en de “Van Gogh tulp” haar naam geven, dit laatste door het tekenen van een oorkonde. Het “Van Gogh-jaar” was al op 2 december 1983, tijdens een bijzondere gemeenteraadsvergadering, officieel geopend; in die vergadering werd Vincent van Gogh ook postuum tot “Ereburger van Nuenen” benoemd. Iets wat Vincent nimmer verwacht zou hebben, toen hij in 1885 ontgoocheld Nuenen verliet nadat Adriana Schafrath hem de deur gewezen had…
Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).