Het “Domineeshuis” aan de Berg, waar Vincent van Gogh twee jaar woonde.
Verdere bezienswaardigheden
Bekendste bezienswaardigheid, zeker voor buitenlandse bezoekers, is uiteraard het “Domineeshuis” op de Berg nr. 26: het huis waar Vincent van Gogh van 1883 tot 1885 woonde.
Aan de muurankers is te zien, dat het in 1764 gebouwd werd (het werd toen voor de burgerlijke gemeente verplicht gesteld om voor de Hervormde gemeente een pastorie te bouwen).
Dominee van Gogh, de vader van Vincent, woonde hier van 1882 tot 1885 (dus slechts één jaar langer dan zijn beroemde zoon). Aan de achterzijde van het pand bevindt zich nog steeds het oorspronkelijke atelier van Vincent.
In ditzelfde huis woonde van 1910 tot 1915 ook dominee Bart de Ligt, een overtuigd pacifist.
Toen hij in 1915 een preek hield die niet naar de zin was van in de kerk aanwezige militairen, werd dominee de Ligt uit Nuenen verbannen.
Behalve de Van Goghs en Bart de Ligt woonde ook kunstschilder en tekenaar Nico Eekman tussen 1913 en 1918 in het domineeshuis (de gemeente Nuenen heeft enkele etsen van deze schilder-tekenaar in haar bezit).
In 1766 werd in het domineeshuis de geschiedschrijver Stephan Hanewinkel geboren.
Dominee Bart de Ligt, 1883-1938
Margot Begemann (1841-1907), dochter van dominee Jacob Begemann.
Margot Begemann
Het pand “Nune Ville”, Berg 24, werd in 1874 in opdracht van dominee Begemann gebouwd. Voordien woonde deze dominee in het ernaast gelegen domineeshuis (hier werd in die jaren ook zijn dochter Margot geboren).
Toen Vincent van Gogh in Nuenen woonde was Margot Begemann dus zijn buurmeisje; ze was toen veertig jaar.
Ze werd verliefd op de tien jaar jongere Vincent en heel Nuenen sprak over die twee: de eenzelvige, wat zonderlinge domineeszoon, die ook wel “‘t gekke schildermenneke” genoemd werd en de dochter van de vorige dominee, uit het statige “Nune Ville”.
Het geroddel in het dorp nam buitensporige vormen aan en dreef Margot tenslotte tot een wanhoopsdaad: ze deed een mislukte poging tot zelfmoord.
Opnieuw was het Vincent niet mogelijk gebleken om tot een blijvende relatie te komen.
Ursula Loyer in Londen, Sien Hoornik in Den Haag en zijn nicht Kee Vos in Amsterdam waren Margot daarin al voorgegaan.
Opvallend is in de oude dorpskern nog het “Kostershuisje”, Berg 40.
Het werd in 1763 gebouwd, oorspronkelijk als wevershuisje. Later kreeg het de naam “kostershuisje”, omdat de eigenaar die er ook woonde koster/organist van de Hervormde kerk was.
Zijn dochter Mien van den Burg was eveneens kosteres; ze woonde tot 1967 in het huisje.
In de voorgevel heeft vroeger een gevelsteen gezeten, met de inscriptie “1774”.
Oorspronkelijk was het huisje met kalk gevoegd; toen dit later opnieuw moest gebeuren is deze steen er echter uitgehaald.
Het “kostershuisje”
En dan telt Nuenen tussen alle bezienswaardigheden nog enkele oude watermolens. Daarvan is die van Hooidonk de oudste: de eerste vermelding van een watermolen op deze plaats dateert van het jaar 1150. Deze molen was niet alleen in gebruik als korenmolen, maar ook als olie- en houtzaagmolen. Ook in deze laatste hoedanigheid werd de houtzaagmachine aangedreven door de stuwkracht van het Dommelwater.
De molen is van het type “onderslagmolen”, hetgeen wil zeggen dat het molenrad in beweging wordt gebracht door het er onderdoor lopende water. Het schoepenrad heeft een middellijn van 8 meter. In 1564 werd de molen door rondzwerven de plunderaars in brand gestoken; ze werd echter vrij snel daarna weer opgebouwd. In 1777 was de molen in het bezit van de kinderen van de Heer van Blerick, in 1805 van Godefridus van Stekelenburg. Thans is de molen eigendom van de heer B. Raaymakers die de molen enkele jaren geleden volledig liet restaureren.
De gerestaureerde watermolen op Hooidonk (waarvan de grondslagen reeds omstreeks het jaar 900 zijn gelegd). Een foto uit 1990.
De Opwettense watermolen staat op de Kleine Dommel; het is eveneens een onderslagmolen. Oorspronkelijk was de molen eigendom van de Abdij van Sint Truiden in België (de Benedictijnen van deze Abdij hadden ook de kerk van Gerwen in zijn vroegste bestaan in bezit).
Rond het jaar 1300 behoorde de molen toe aan de heer Van Dieteren in Limburg; in 1380 was Hendrik Jan Dickbier, Heer van Mierlo, eigenaar van de molen. In 1664 brandde de watermolen helemaal uit, om kort daarna weer opgebouwd te worden.
Het molenrad van de Opwettense watermolen is iets groter dan dat van de Hooidonkse molen, namelijk 8.25 meter; het rad telt 50 schoepen. De Collse watermolen staat eveneens op de Kleine Dommel en is ook een onderslagmolen; de molen was onder andere in gebruik als koren- en oliemolen. In 1337 was de Heer van Cuyk en Mierlo eigenaar van de molen; wat later kwam de molen in bezit van Hendrik Jan Dickbier, die ook de molen van Opwetten al bezat. Sindsdien waren beide molens steeds in dezelfde handen.
De watermolen van Opwetten
Vanaf 1870 was de familie Smulders eigenaar van deze molen, later de familie Verhagen.
De laatste molenaar W. Rooyakkers verkocht de molen in 1960 aan de gemeente Eindhoven; de molen was aan de waterzijde danig verzakt, terwijl het maal werk nogal verwaarloosd was.
In 1975 werd de molen echter gerestaureerd en op de Nationale Molendag 1976 draaide de molen weer als vanouds.
Momenteel is de molen weer in gebruik als korenmolen, waarbij één rad in werking is.
Ook deze molen werd door Vincent van Gogh meerdere keren geschilderd.
Op de “Roosdonck” (letterlijke betekenis: “rietheuvel”) aan de Gerwenseweg staat sinds 1887 een windmolen, die gebouwd werd door J. van Himberg uit Eindhoven. Tijdens de bouw stortte de molen nog eens in; ze werd echter opnieuw opgebouwd en daarna in gebruik genomen als olie- en korenmolen.
Deze Roosdonkse molen is een zogenaamde beltmolen of bergmolen: dat wil zeggen, dat ze op een kunstmatige hoogte staat. Het type is dat van een ronde “bovenkruier”, hetgeen wil zeggen dat de molenkap draaibaar is. De “vlucht” van de wieken bedraagt 192 voet, hetgeen overeenkomt met een middellijn van ongeveer 27 meter.
Tot 1906 was M. van der Einden eigenaar van de molen; toen werd de molen gekocht door H. Derks. Enkele jaren geleden is de molen geheel gerestaureerd; ze 1s thans eigendom van de gemeente Nuenen c.a.
Windmolen “De Roosdonck” aan de Gerwenseweg.
De overblijfselen van de Priorij van Hooidonk, die in 1146 werd gesticht door de Augustijner priester Leo van de Abdij van Rolduc, vindt u bij de Hooidonkse watermolen.
Het klooster van Hooidonk was een slotklooster voor zusters van adellijke afkomst; en deze zusters waren in het bezit van een houtsplinter, die afkomstig zou zijn van het kruis, waaraan Christus stierf.
Die splinter zou door een kruisridder als souvenir zijn meegebracht uit het Heilige Land en daarna geschonken aan de zusters van Hooidonk.
Eeuwenlang werd deze splinter door de zusters als een kostbaar kleinood bewaard;
in 1650 belandde de relikwie in Rolduc, daarna in de parochiekerk van Waubach in Zuid-Limburg.
In 1952 stond de toenmalige pastoor van Waubach de helft van de splinter af aan Nederwetten, door de bemoeienissen van pastoor Roelofs.
Hierop brachten de Nederwettenaren de benodigde som geld bijeen, om een reliekhouder te laten vervaardigen om de relikwie in te bewaren. In 1953 werd achter de Hooidonkse watermolen, op de fundamenten van de voormalige kloosterkapel van Hooidonk, een gedachteniskapel gebouwd.
Pastoor Woestenburg schreef in 1953 een boekje over die wonderlijke gebeurtenissen van september 1244, getiteld “Het Wonder van Hooidonk”. Aan de oever van de Dommel staat nog altijd een oude toren, een overblijfsel van de vroegere parochiekerk van Nederwetten die in de middeleeuwen werd gesticht door de Priorij van Hooidonk.
Van 1756 tot 1792 deed de kerk tijdelijk dienst als raadhuis van de gemeente Nederwetten. In 1982 werd de torenruïne aan de Oude Torendreef in opdracht van de Stichting “Huis en Hoef’ geconserveerd.
Oude Toren te Nederwetten aan de Oude Torendreef.
Toen de Woningbouwvereniging “Helpt Elkander” de duizendste woning opleverde schonk deze vereniging bij die gelegenheid het “Aloysiushof monument” aan de gemeente, op 25 augustus 1989. Het monument staat op het plein voor de voormalige Aloysiusschool aan de Kerkstraat en bestaat uit drie schuin oplopende kolommen. Deze drie kolommen verzinnebeelden de buitengewoon goede samenwerking tussen de Woningbouwvereniging, de gemeente Nuenen c.a. en het ministerie van V.R.O.M. Het monument werd ontworpen en vormgegeven door Louis Derijks uit Eindhoven.
En hiermee eindigt deze rondwandeling door het Nuenen van vroeger: een dorp, dat in het jaar 1900 nog geen 2700 inwoners telde en dat nu de 21.000 al ruimschoots overschreden heeft. Maar wél een plaats, die er desondanks nog steeds in slaagt een eigen karakter te bewaren. Een plaats ook, waar nieuwkomers al gauw “d’n aard” hebben. En waarvan de schrijvers van dit boek hopen, dat dát nog lang zo moge blijven…
Dit artikel is geschreven door Nico Nagtegaal en Harry Smits en eerder verschenen in het boek “Dwèrs door Nuenens verleden”, herinneringen aan het oude Nuenen, Gerwen en Nederwetten (1991).