Wat vooraf ging

In het begin van de 13e eeuw maakt Nuenen, Gerwen en Nederwetten deel uit van het graafschap Rode. De kern van dat graafschap ligt in Sint Oedenrode. Later wordt dit graafschap een onderdeel van het gebied van de hertog van Brabant. Op 4 december 1300, Sint Barbaradag, schreef Hertog Jan II van Brabant (1275-1312) een brief waarin hij de inwoners van Nuenen en Gerwen gebruiksrechten over de gemeenschappelijke gronden verkoopt. In de akte staat dat de inwoners het “voorlijf” hebben voldaan. Naast dit bedrag bij overdracht moeten zij vervolgens jaarlijks cijns gaan betalen. De betaaldatum is steeds op de feestdag van Sint Remigius.

De gemeenschappelijke gronden waren woeste gronden binnen het grondgebied van een plaats. Zij bestonden uit heide, grasland en moerassen. Op deze gronden konden inwoners van de plaats hun vee laten grazen, zij konden er turf steken en de heide maaien, die men als ondergrond gebruikte in de stallen. De inwoners moesten met elkaar regels opstellen om de gronden adequaat te beheren. Hieruit ontstonden in de loop van de eeuw de eerste vormen van “gemeentelijk” bestuur, met de eerste functionarissen; gezworenen en schutter. De gezworenen vertegenwoordigden de inwoners bij geschillen. De schutter hield toezicht op het gebruik van de gronden. Nuenen was een hertogsdorp. Nederwetten was daarentegen in 1300 economisch en bestuurlijk afhankelijk van de priorij van Hooidonk. De inwoners van Nederwetten mochten de woeste gronden van de priorij gebruiken. Het beheer bleef bij de priorij.

Akte Sint Barbaradag 1300

Kwartier van Peelland

Het Kwartier van Peelland is de benaming voor het grootste van de vier kwartieren van de voormalige Meierij van ‘s-Hertogenbosch, die weer een onderdeel van het hertogdom Brabant vormde. De andere drie kwartieren van deze meierij waren Kwartier van Kempenland, Kwartier van Maasland en Kwartier van Oisterwijk.

De bestuurlijke hoofdplaats van Peelland was in de Middeleeuwen het plaatsje Sint-Oedenrode, dat zijn positie ontleende aan de voormalige functie van hoofdzetel voor het Graafschap Rode. Dit graafschap Rode is mogelijk de voorloper van het kwartier Peelland. De costuijmen van het graafschap Rode waren namelijk van kracht voor een aantal Peellandse plaatsen, de zogenoemde consorten van Rode. Hieronder vielen Sint-Oedenrode, Liempde, Son en Breugel, Veghel en Erp, Schijndel, Stiphout, Lieshout, Aarle-Beek, Bakel, Deurne, Lierop, Tongelre, Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Zij konden in hoger beroep gaan bij de zogenaamde hoofd- of leenbank van Sint-Oedenrode.

Het wapen van het kwartier Peelland in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch, gebaseerd op het familiewapen van de adellijke familie Van Rode.

Oudste exemplaar van schepenzegel van Nuenen uit 1367

De kwartierschout van Peelland

Namens de hertog van Brabant had de kwartierschout van Peelland de leiding over het hertogsdorp Nuenen en Gerwen. Hij was voorzitter van de schepenbank, die bestond uit 7 schepenen.

We kunnen hem vergelijken met een schout binnen een heerlijkheid, die daar de heer verving in het plaatselijk bestuur. Aanvankelijk zijn weinig namen bekend maar vanaf 1467 zijn de rekeningen van de kwartierschouten in Brussel bewaard gebleven, zodat we vanaf dat moment een overzicht hebben.

De kwartierschouten vanaf 1467 tot 1556 waren:

Henricus van Erp             1467-1474

Lucas van Houthem         1474-1477

Jan van Ammerzoijen      1477-1489

Jan van Schijndel            1489-1494

Jan Monnick                    1494-1535

Daniël van Eyndhouts     1535-1556

 

De kwartierschouten van 1556 tot 1663

Gerard van Berckel was de laatste kwartierschout van Peelland, die voorzitter zou zijn van de schepenbank van Nuenen en Gerwen. Omdat in 1558 de hertogsdorpen Nuenen, Gerwen, Nederwetten en Tongelre heerlijkheden werden hebben we in deze dorpen tot 1648 te maken met de schout van de heer. Zijn zoon Rutger van Berckel was de eerste heer van Nuenen, Gerwen, Nederwetten en Tongelre.

Gerard van Berckel            1556-1570

Hugo van Berckel              1570-1590

Marcus van Gerwen           1595-1645

Jan Bruno van Oetelaar     1645

Van 1629 tot 1648 was het bestuurlijk een onduidelijke periode door de benoeming van een kwartierschout door de Staten-Generaal van de Republiek van de verenigde Nederlanden, die zich aanvankelijk nauwelijks durfden te vertonen in Peelland. De twee Staatse kwartierschouten waren:

Johan van Woestinghoven           1633-1644

Cornelis Proening van Deventer  1645-1663

Kwartier Peelland in de historische Meierij van Den Bosch

Grafsteen van Floris van Eyck uit 1609. Deze steen lag oorspronkelijk in de oude kerk van Nuenen.

De heren van Nuenen

Tussen 1557 en 1559 werden enkele hertogsdorpen in de Meierij van Den Bosch verkocht en werden daarmee heerlijkheden. De verkoop van Nuenen, Gerwen, Nederwetten en Tongelre vond plaats op 11 februari 1558 en de heerlijkheden werden gekocht door de Bossche schepen jonker Rutger van Berckel, zoon van de kwartierschout van Peelland.

Jonkheer Rutger van Berckel voelde zich echt heer van Nuenen, Gerwen, Nederwetten en Tongelre en liet in Tongelre aan de Dommel een kasteel bouwen evenals een adellijk huis tussen Opwetten en Boord aan de Vorsterdijk. Hij was de eerste heer en overleed in Den Bosch op 19 december 1575.

Na de dood van zijn echtgenote Livina van Coudenhoven in 1589 erfde Floris van Eyck de heerlijkheden Nuenen, Gerwen, Nederwetten en het kasteel te Opwetten. Na zijn overlijden in 1609 kwamen de heerlijkheden in het bezit van zijn neef Floris van Eyck, die op zijn beurt de heerlijkheden in 1648 overdroeg aan zijn zoon Floris van Eyck, die leefde van 1613-1654.

Het lokale dorpsbestuur

Het lokale dorpsbestuur bestond rond 1600 uit een schepenbank van zeven personen namelijk twee schepenen uit Nuenen, twee uit Gerwen en drie van Boord en Opwetten, aangevuld met drie borgemeesters, twee kerkmeesters uit zowel Nuenen als Gerwen en twee Heilige-Geestmeesters per dorp.

De functie van schepenen is enigszins vergelijkbaar met de huidige functie van wethouder, maar hadden ook bevoegdheden als rechter en konden dus zelfs beschikken over leven en dood. Tot 1558 was de rechtspraak overigens in handen van de kwartierschout van Peelland en werd het uitgevoerd door de hoogschout van Den Bosch.

De schepenen kwamen vaak uit de gegoede families zoals de bezitters van grote hoeven. Zij vergaderden jaarlijks om recht te spreken. Deze bijeenkomst van schout en schepenen werd de gespannen vierschaar genoemd. 

Het nieuwe zegel van de schepenbank van Nuenen uit 1588

Zilveren schild van jonker Johan van Eyck uit 1647

Het lokale bestuur

Na 1659 was de familie van Eyck de titel van heer kwijt, hoewel zij zich soms zo bleven noemen. Geleidelijk verarmde de familie en hun invloed op het plaatselijk bestuur was heel gering. Vanaf 1659 waren Nuenen en Nederwetten afzonderlijke statendorpen met een eigen bestuur. Aan het hoofd van dat dorpsbestuur stond de stadhouder van de kwartierschout, die de functie van schout uitoefende.

In Nuenen en Gerwen was Johan Curtius in 1659 aangesteld als schout. Hij voldeed goed en was bovendien gereformeerd. Na zijn dood in 1690 verviel in Nuenen het recht op een eigen schout en benoemde de kwartierschout van Peelland zijn stadhouder Jacob Boor tot schout of drossaard van Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

Na de dood van Jacob Boor werd Gijsbert de Jong aangesteld als stadhouder van de kwartierschout over een aantal dorpen in Peelland waaronder Nuenen en Gerwen. Maar toen de kwartierschout in 1710 overleed raakte hij zijn functie kwijt en de nieuwe kwartierschout benoemde Jacob Hasevoet tot stadhouder.

In 1717 werd Hasevoet vervangen door Gijsbert Gualtheri, de schoonzoon van Gijsbert de Jong. Deze maakte zich niet erg geliefd en er werd zelfs een aanslag op hem gepleegd door twee schoten af te vuren op de beddekoets van zijn huis. Hij bleef aan tot 1755 en werd in dat jaar opgevolgd door Paulus Eckringa, die deze functie vervulde tot 1762 en tien jaar later het kasteel en heerlijkheid Geldrop erfde.

Daarna werd in 1762 de Bossche schepen Jacob Kien stadhouder tot 1775 en daarna vervolgens werd Willen van Nouhuijs de laatste stadhouder van de kwartierschout. Hij vluchtte in 1794 toe de Franse troepen naderden. Na 1795 kreeg Nuenen een schout en vanaf 1806 een schout-civiel maar deze functie verviel al in 1810 en kreeg Nuenen voor het eerst een burgemeester of maire.

De schepenbank

De schout had de leiding over de schepenbank, die in Nuenen uit zeven schepenen bestond. Omdat er bijna geen protestanten in Nuenen woonden, waren de schepenen meestal bijna allemaal katholiek. Na de komst van de Fransen werden in 1795 de schepenen voor het eerst gekozen; schepenen werden toen municipaliteitsleden genoemd. Bij de eerste verkiezing op 21 april 1795 werden in Nuenen de volgende schepenen gekozen: Dirk van Lieshout, president-schepen, Gerrit van Duren, Francis van Tongelre, Joannes van Coll, Antonie Smits, Peter Maas en Goort de Greef.

De dorpslinde speelde vermoedelijk een rol als locatie waar de jaargedingen plaatsvonden

Bronnen voor dit artikel:

Pastoor A.M. Frenken: het Memoriaal van de parochies Gerwen, Nuenen en Nederwetten (1948)

Jean Coenen: Gegeven Sint Barbaradag 1300 (2000)

Andere openbare bronnen zoals Wikipedia