Omstreeks de tijd van Vincent van Goghs verblijf in Nuenen (1883-1885) was naast de landbouw de textielnijverheid een belangrijke bron van werkgelegenheid. Indien het werk op het land het toeliet, hielden de boeren zich bezig met het weven van stof, waarbij de vrouwen en kinderen vaak meewerkten. Nuenen telde in die tijd 430 thuiswevers.

Thuiswever door Vincent van Gogh (copyright Kröller-Müller museum)

Toen Van Gogh in Nuenen woonde, raakte hij gefascineerd door de thuiswevers. Ze leidden een armoedig bestaan en moesten heel hard werken om rond te komen. Hij maakte er zestien grote tekeningen van, vaak in waterverf en inkt.

Het weefgetouw vult bijna het hele beeld. Van Gogh besteedde veel aandacht aan het zorgvuldig weergeven van het werktuig. Dit was lastig, ‘omdat men in de kleine vertrekken zijn afstand niet kan nemen om ’t getouw te teekenen…’, schreef hij.

Van Gogh had vertrouwen in de kwaliteiten van zijn weverstekeningen. Hij hoopte ze te kunnen verkopen. Waarschijnlijk is dat de reden dat hij de tekening signeerde.

De tijd van de Wevers was ook de tijd van de Nuenens kunstenaar Vincent van Gogh. In 1883 keert hij terug naar Nuenen waar in die tijd zijn ouders  wonen. Van Gogh komt speciaal naar Nuenen door zijn interesse in de thuiswevers. Hij blijft in Nuenen tot 1885. Het eerste half jaar van zijn tijd in Nuenen verdiept hij zich in de Wevers. De ambacht, het werktuig en het weefgetouw. Van Gogh was erg onder de indruk van de Wevers en hun armoedig en simpel leven.

Wever aan het werk door Vincent van Gogh (copyright van Gogh museum Amsterdam)

De vele thuiswevers die Nuenen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw rijk is, hebben al snel Vincents interesse. Zijn fascinatie wordt makkelijk gevoed: maar liefst een derde van de mannelijke inwoners is wever van beroep. Vrouwen helpen daarbij met spinnen of garen winden. ‘Mijn hoofd staat niet naar schrijven en ik heb er weinig tijd voor wegens als ik niet bij Moe ben ik hier vlak in de buurt bij een wever zit, waar ik 2 geschilderde studies van onder handen heb’, schrijft hij Theo in januari 1884.

De wevers in Nuenen voeren hun werk thuis uit; het weefgetouw bevindt zich in huis of in een schuur op een lemen vloer. De kleine ruimtes zitten Vincent in de weg: ‘Deze lui zijn lastig te teekenen omdat men in de kleine vertrekken zijn afstand niet kan nemen om ’t getouw te teekenen […] Ik heb hier echter een vertrek gevonden waar twee getouwen staan & waar het te doen is’. De wevers leiden een bar bestaan. In de eerste helft van 1884 wijdt Vincent een kleine dertig schilderijen en tekeningen aan de handwerkers. Ook hun werktuigen vormen een motief: ‘Ik ben ook aan ’t schilderen van een weefgetouw – van oud groenachtig bruin geworden eikenhout – waarin ’t jaartal 1730 staat gesneden. Bij dat getouw, aan een raampje waardoor men een groen veldje ziet, staat een kinderstoel en het kleine kind zit daarin uren lang te kijken naar het heen en weer schieten van den weversspoel’. Hoewel hij de binnenruimtes veelal zonder details weergeeft, krijgt het in enkele werken meer aandacht. De woningen zijn veelal lastig te identificeren.

Wevershuisje van Toon Swinkels aan de Berg in Nuenen

Vincent heeft contact met meerdere wevers die model voor hem staan, waaronder Toon Swinkels, Peter Smulders en Pieter Dekkers. Swinkels woont in een bouwvallig huis aan de Berg en Vincent zou drie maanden lang hebben geschilderd in de weverij van zijn vader. Dekkers, wiens zoon Driek vogelnestjes voor Vincent verzamelt, woont net buiten het dorp aan De Rijt 2; beide huizen zijn in de loop der tijd afgebroken.

Van de talloze Nuenense wevershuizen zijn slechts enkele bewaard gebleven. Eén bevindt zich in het centrum aan de huidige Berg, op steenworp afstand van de pastorie. Hoewel niet te staven met bewijs, is het aannemelijk dat Vincent het huisje niet alleen van buiten, maar ook van binnen kent. Het pand wordt vermoedelijk in 1763 als wevershuis gebouwd. Na diverse eigenaren koopt wever Willem van der Burg de woning in 1869, waarna het een eeuwlang in familiebezit blijft. Willems dochter is koster van de hervormde gemeente en woont er tot 1967.

Na een renovatie in 2017 doet het dienst als overnachtingsplek onder de naam ‘Het kostershuisje’. Dit gebouw kan als pars pro toto dienen voor de vele wevershuizen die Vincent bezoekt.

Nuenense wever Toon Swinkels (bekend als Toon Lap) met buurjongen, circa 1930

Nuenen was een dorp rijkelijk bewoond door wevers. Van de 1318 mannelijke inwoners die Nuenen telde, waren er 440 ingeschreven met als ambacht wever. Zelfs de kinderen van de wevers deden aan weven. Het andere deel van de inwoners had vaak een bestaan als boer.

De wevers staan bekend als harde werkers. Ze leidden een erg armoedig bestaan, ze werkten vanaf de vroege ochtend tot in de late uurtjes. De vaak al kleine en wankele wevershuisjes dienden niet alleen als woning maar ook als werkplek. Dit harde werken leverde maar een karige opbrengst. Aan het eind van een de zware werkweek werd het verkocht op de markt of verkocht aan een opkoper. Het weekloon voor de thuiswevers was een onaanzienlijk loon van 4,50 gulden. Als de eindproducten niet voor de verkoop waren, was het bestemd voor eigen gebruik.

Wever en baby door Vincent van Gogh (copyright van Gogh museum Amsterdam)

Geraadpleegde bronnen:

Miep en Theo de Waard: Foto impressies van de textielindustrie in Nuenen (Drijehornickels mei 1999)

Websites van Het Kröller-Müller museum te Otterlo en het van Gogh museum te Amsterdam

Wikipedia met o.a. citaten uit de brieven van Vincent van Gogh