Tijdens de laatste dagen van de oorlog hield ik een dagboek bij
Bert Sanders woont in de Akkerstraat in Gerwen. Hij werkt graag in de tuin rondom zijn huis. Op het Rullen heeft hij nog een lap grond. In zijn ‘volkstuin’ tuiniert hij niet alleen, hij schildert er ook en gaat er zitten om naar de natuur te kijken. Hij geniet van elke vogel en elk plantje dat hij ziet. Bert is een echt natuurmens. Bert werd geboren ‘onder de hoogmis’ op zondag 12 juni 1927, in het huis bij de kruidenierswinkel op het Laar. Tijdens de laatste dagen van de oorlog hield hij een dagboek bij, waarin hij nauwkeurig vermeldt hoe de bevrijding verliep.
Bert is een paar keer in zijn leven aan een dagboek begonnen. Toen hij nog niet zo lang getouwd was, maakte hij een fietstocht naar Rome. Hij maakte aantekeningen, maar heeft die nog altijd niet goed uitgewerkt. Op zijn dagboek dat hij in de oorlog schreef, is hij erg trots: ,,De verhalen over de oorlog worden steeds mooier en spannender gemaakt. Maar wat ik toen heb opgeschreven klopt. Die zekerheden heb ik, en daarom ben ik blij dat ik een dagboek heb bijgehouden,” zegt Bert nu.
Bert Sanders, een natuurmens (1993)
Over de oorlogstijd haalt Sanders eigen herinneringen op: ,,Soms waren er luchtgevechten. Zowel Duitse als Engelse vliegtuigen vielen, meestal de Engelse. Er waren weinig momenten dat je bang was. Soms kwamen de Duitsers, dan hadden we wel schrik. Banger waren we van de landverraders, de NSB-ers. Ik kan me nog goed herinneren dat er een paar voorbij fietsten. We werden daar allemaal stil van. Onder elkaar werd er over gepraat dat je moest uitkijken voor die of die.”
Om het fijne van de ondergrondse te weten te komen was Bert nog te jong. “Het voordeel van mijn leef tijd was, dat ik geen pakkans had. Voor mij was alles spannend. De ouderen trokken het bos in met een schop om er een schuilkelder te maken . Ik liep net zo lang totdat ik ontdekte waar ze zaten: in de bossen tussen Lieshout en Gerwen. De kelder werd gebruikt door Gerwense mensen die eigenlijk naar Duitsland moesten.”
Het Laar in Gerwen: Rechts Laar 6 het voormalige huis van Bouwke van Zwol, die een kolenhandel heeft, dat wordt gesloopt in verband met de bouw van de nieuwe Clemenskerk. Links een puntje van de voormalige school aan de Schoolstraat, nu gemeenschapshuis d’n Heuvel. Daarachter de kruidenierswinkel van Toon Sanders. Rechts achter het voormalige huisje van Mieke Sanders, dat gesloopt is in 1970.
Berts dagboek telt twaalf hoofdstukken. Het eerste kreeg de titel ‘de bezetting’ mee. De toen zeventienjarige Bert geef t in dit hoofdstuk zijn visie op de oorlog: “Nadat we ruim vier en een half jaar door de Duitsers bezet zijn, begint bij allen de hoop te rijzen op de naderende bevrijding. Al lijden wij hier wel niet zo erg van den bezetter, toch voelen wij door alle mogelijke dingen dat het er niet beter op wordt.” “Vooral de jongens die onder moeten duiken, om niet te behoeven gaan werken in Duitsland , die begrijpen ‘t maar al te goed wat het wil zeggen vrij te zijn. Zij moeten leven in de bossen, holen en hutten om uit handen van de vijand te blijven.” Niettemin worden op een nacht toch nog door de landwacht vier jongens “opgepikt en wel Adriaan Wouters, Ties Gruijters, Marinus Schuts en ‘n Eindhovenaar die bij boer Damen is ondergedoken.” “….En dan nog het oorlogsgevaar, bijna iedere nacht komen er vliegtuigen over, waarop geschoten wordt en dan stort hier of daar zo’n kist neer, waarbij meestal nog een paar bommen voorafgaan.” “Hierdoor brandt de boerderij van Van de Berk (Gerwenseweg 10) tot de grond af, ‘n vliegtuig wordt aangeschoten, ‘t laat al zijn brandbommen vallen, waarvan er enkele op de boerderij komen.”
Het tweede hoofdstuk uit Berts dagboek moet begin september 1944 geschreven zijn en kreeg de titel ‘Nach der Heimat’ mee: “Overal worden de Duitsers nu verdreven, de geallieerden rukken op naar de Duitse grens en België binnen tot voor ‘t Albert kanaal , waar ze ‘n tijdje tot staan worden gebracht. “Dat duurt gelukkig niet lang . Op de morgen van de 11de september komt er over radio oranje, die we op een verborgen plaatsje moesten gaan beluisteren: ‘de eerste patrouilles hebben de Nederland se grens overgestoken ten zuiden van Eindhoven.’ “Ja, dat ze niet ver meer zijn , kunnen we wel zien op de weg.” “Het begint namelijk steeds d rukker te worden van terugtrekkende Duitsers, autocolonnes, rijen paardenvolk, dan weer een stelletje met de fiets, die ze zomaar van voorbijgangers afnemen, dus de fietsen maar onder zeil. Ook komen er al te voet en met paard en wagen met varkens en ossen en alle mogelijke rommel meeslepend.” “Als we vragen waar ze naar toe gaan, zeggen ze blij lachend: ‘zurück nach der Heimat”. Dat zal tegenvallen, ze zullen eerst nog wel wat meer te doen krijgen, dan naar huis gaan.”
Bert Sanders in de periode dat hij op de ambachtsschool zat
Hoofdstuk drie is gedateerd op zondag 17 september en daarin wordt verslag gedaan van de aanzet van tot de bevrijding: “Bert schrijft dat tijdens de laatste mis geallieerde vliegtuigen overkomen. Ze dropten grote bossen zilverpapier en later honderden parachutisten. Dat was vanuit Gerwen te zien: “”In korte tijd staan de mensen overal te kijken. De Duitsers die over de weg komen worden onrustig en zetten hun wagens onder de bomen en maken de geweren schietklaar. Maar die hoeven ze hier nog niet te gebruiken, want wat zich daar afspeelt lijkt nogal een eindje weg. Later op de dag horen we dat ze in de bossen tussen Son en Best en St. Oedenrode landen.” “‘t Blijft zowat de gehele middag voortduren. Ook zien we nog zweefvliegtuigen land en. Overal is men nu in rep en roer, vanmiddag al voor dit begonnen was, is er politie komen waarschuwen dat we de zaak maar een beetje op moeten ruimen, want we kunnen er hier nog wel van langs krijgen.”
“Nu men dit zag, begon men hem te geloven, zodat opruiming werd gehouden, kleren worden in de grond gestopt, fietsen uit elkaar gehaald , linnengoed verstopt enz.” Op maandag 18 september schrijf t Bert eerst dat alles nogal rustig is. “Er zijn mensen die denken dat de Duitsers zich al overgegeven hebben en dat alles rustig zal blijven . De situatie aan het front omschrijft Bert met: “‘t Is op ‘t ogenblik zo gesteld: de troepen vanuit België zitten rond Valkenswaard en de parachutisten in Son dus we zitten tussen twee vuren in.” “Bert doet verslag van een tocht die hij samen met twee vrienden, Harrie van de Maat en Frans de Laat maakt. De route voert via het kanaal richting het Achterbos: “Daar gekomen zien we over ‘t kanaal in de verte een paar auto’s rijden, dat is alles wat er te zien is op die grote vlakte. Opeens merkt een van ons op dat er een vlag in de brug hangt, bij de sluis. We gaan daar eens naar toe, wat dat betekent. Dichterbij gekomen zien we ‘n troepje mensen staan, die ook al met oranje gewapend zijn en niet te vergeten, boven in de brug is de driekleur. Daar staan we van te kijken. In Gerwen reden de Duitsers nog rond en hier willen ze al vrij zijn, maar al gauw krijgen we te horen dat zo juist vier wagentjes met Amerikanen hier langs zijn gekomen, die zijn nu op Lieshout aan en komen dadelijk weer terug.” “Dat gebeurt allemaal aan de overkant van het kanaal. We laten ons natuurlijk ook overzetten, want de brug is opgeblazen.” “Ja hoor, daar kwamen ze, in kleine platte wagentjes, zwaar bewapend , langzaam rijdend de Kanaaldijk af, bij den troep gekomen worden ze toegejuicht, handen gegeven en in de laatste wagen steekt er eentje iets uit, ik zie kans ‘t te bemachtigen en wat is ‘t: een pakje cigaretten van vier.” De wagentjes rijden weer door en verdwijnen tussen de bomen in de richting Son. “Hier hebben wij onze eerste bevrijders ontmoet. Mijn pakje cigaretten moet nog wel tienmaal uit mijn zak komen, om door mensen bekeken te worden. Mijn vrienden en ik zijn de eersten uit Gerwen geweest die de bevrijders hebben ontmoet,” stelt Bert over zijn ontmoeting met de geallieerden.” “Er liepen veel Amerikanen in Son. De Duitsers die we zagen liepen met de handen boven op het hoofd . Er werd gevraagd of we de volgende dag wilden helpen met het ophalen van parachutes en pakken uit de bossen.”
“We moesten via Stad van Gerwen terug naar huis, want de brug bij Hooidonk mochten we niet over. Ter hoogte van Stad van Gerwen lag een loopplank over het kanaal. In Gerwen was geen Duitser of bevrijder te zien.” Op dinsdag 19 september gaat Bert met zijn vriend Van de Maat per fiets terug naar Son: Bij de Hooidonkse brug werden we met een bootje over het kanaal gezet. Van daar af zagen we dat er een brug over het kanaal ter hoogte van Son was gelegd. Die lag er een dag eerder nog niet. Wagens en tanks van de geallieerden reden over die brug vanuit de richting van Eindhoven naar St. Oedenrode.” In de bossen tussen Son en Best moesten we parachutes ophalen en mijnen lossen. Tijdens het werk kwamen we nog in een vuurgevecht te zitten. We moesten in een sloot kruipen. “Tegen de avond deden de Duitsers vanaf de overkant van het kanaal een tegenaanval. Ik denk dat dit een van de meest cruciale momenten van de bevrijding is geweest. Er was maar één grote verbinding: de ‘corridor’ van Eindhoven via Son naar Veghel. De Duitsers hebben geprobeerd die vanuit de Peel via de dijk langs het kanaal te bereiken.” Door het oorlogsgeweld kon Bert niet terug naar Gerwen en moest hij in Son overnachten. De volgende dag, ‘s woensdags, leek alles rustig. Bert slenterde ‘s morgens wat rond in Son. Op een open terrein tegen de bossen aan, is een opslag plaats van krijgsgevangenen. Lange rijen Duitsers staan daar en een paar Amerikanen lopen regelmatig met de stengun in de hand er langs. Terwijl we daar zo staan te kijken komen er nog een paar (‘een stuk of drie’ ) van de P.A.N . aangereden uit “Nuenen. Ze zijn daar moeten vluchten want ze hadden de NSB’ers al opgepikt, maar toen kwamen de Duitsers weer terug en moesten ze uit de voeten zien te komen. Ze zien er ook gevaarlijk uit. De een heeft een paar handgranaten achter z’n vest, de ander een karabijn en een revolver ontbreekt ook al niet.” Na een paar omzwervingen komt Bert ‘s middags weer in Gerwen aan: “Thuis hadden ze me inmiddels dood gewaand.”
Huisje van Mina den Tram, getekend door Bert Sanders in 1943
Er kwamen steeds meer Duitsers. De Duitsers verplichtten de Gerwenaren om mee te helpen met het graven van schuttersputjes. Je kon horen dat er in Nederwetten hevig werd gevochten. “Later kwamen er steeds meer Duitse tanks, ze reden richting Nuenen. Die nacht sliepen de meeste mensen in de schuilkelders, maar het bleef redelijk rustig.” Op donderdag 21 september wordt Bert gewekt door het geluid van tanks en auto’s: “Ik ga direct buiten kijken en dan zie ik het ergste, wat we hadden kunnen verwachten. Overal lopen Duitsers, hiernaast zijn ze een mitrailleur aan het opstellen. Achter in onze tuin staat een zware tank opgesteld en bij Verstegen hetzelfde. Men kapt takken van de bomen om de tanks te camoufleren. Over ‘t veld trekken een troepje Duitsers, een fiets meeslepend , die ze zojuist bij ons achter de schuilkelder hebben weggehaald. Gerwen wordt in staat van verdediging gebracht. Overal stellen zich de stalen kasten op. Die tanks stonden op de plaats waar nu de Torenakker en Akkerstraat liggen. Dat waren toen tuinen. Of er ook tanks aan de overkant van de Gerwenseweg stonden, weet ik niet,” vertelt Bert nu. In zijn dagboek schrijft Bert hoe hij nog snel melk in ‘t Hool ging halen. De Duitsers die hij onderweg zag, zaten te eten of hun geweer te poetsen. Bert besloot de bossen in te trekken: “Ik ging via het Rullen. Voorbij het kerkhof zag ik Duitsers die de boeren aan het graven hadden gezet. Ze pakten me bij de kraag en zetten me ook aan het werk. Ze zijn allemaal aan het graven en er wordt ook een kanon opgesteld . Ik moet mee camoufleren . Als ik daar een tijd je mee bezig ben, komt er bericht, dat alles weer opgeruimd moet worden. Als alles klaar staat en de munitie opgeladen is, kunnen we gaan. Ik ging met Marinus Maasakkers mee naar diens huis (nu Rullen 5). Eerst zochten de Duitsers daar ook dekking, later moesten ze eten hebben. Een officier maakte het de mensen erg moeilijk: hij eiste eerst dit en dan dat. Maar niet alle Duitsers waren onmenselijk. Op de bank zitten een paar oudere soldaten, daar ga ik eens bij zitten en praat eens wat met ze. Het zijn echte goeie kerels , eentje zit z’n geweer te poetsen en ik vraag of hij er al veel mee dood geschoten heeft. ‘Nog geen vogel’ zegt hij ‘en ik zal er ook niemand mee doden’. De soldaten maakten bij hun vertrek hun excuses voor het gedrag van hun officier. Ze gingen richting Gerwen. De mitrailleurs waren weer te horen dus de familie Maasakkers verdween in de schuilkelder. Marinus en ik bleven nog wat staan kijken.”
Dan ziet Bert waar hij al zo lang op hoopte: vanuit Nederwetten komen de Engelse tanks aanrijden. “Als we zeker weten dat ‘t Engelsen zijn beginnen we te zwaaien. Ze rijden door tot de eerste bij ons is, dan stoppen ze. Uit de voorste tanks springt een soldaat die me in een sloot trekt. Eerst vraagt hij me of ‘t hier Rullen is, dan vraagt hij of er veel Duitsers in Gerwen zijn en of er veel tanks en kanonnen zijn. Dan lopen we naar den plaats waar we ‘t dorp zien liggen en wijs ik waar de tanks staan, van kanonnen weet ik niks, dan dat er twee van hier naar ‘t dorp zijn gegaan. ‘t Valt niet mee om het hem allemaal duidelijk te maken. Nadat hij me nog een paar cigaretten toegestopt heeft , stapt hij weer in zijn tank. De motoren beginnen weer te grommen en de stoet zet zich weer in beweging. Ik rende naar de schuilkelder bij de Heiboer, dat is boer Van de Heijden die woonde op de heidehoeve aan het Rullen. Op verschillende plaatsen brandde het, maar het was niet precies te zeggen waar. ‘s Nachts werd er nog geschoten, maar de volgende morgen, vrijdag de 22ste september leek het oorlogsgeweld wat afgenomen te zijn. Ik ging door de bossen richting dorp, om te kijken wat daar allemaal was gebeurd. Als ik dan aan de rand van ‘t bos gekomen ben, zie ik voor me op de velden een brand ende tank staan. Een beetje verder staat nog een tank, die heeft helemaal niet gebrand en nog wat verder staat nog een gevechtswagentje, bijna bij ‘t kerkhof. Verder is hier nog niets te zien en daar er zo nu en dan nog wordt geschoten, ga ik maar weer vlug terug. Wat is dat ….Daar komen warempel nog twee Duitsers, vlak na mij achter de boerderij gewandeld. Het ging om twee soldaten van 17 en 21 jaar die met een Frans vlaggetje in de hand aangaven dat ze zich wilden overgeven aan de Engelsen. Ze kwamen uit Elzas-Lotharingen en waren eerst naar Parijs gevlucht. Maar toen de Duitsers daar ook kwamen moesten ze dienst nemen. Harrie van de Maat kwam er ook bij. Ze willen hebben dat we de Tommies maar direct moeten halen. Dit is de dag waar we zo lang naar verlangd hebben, zegt hij. Harrie blijft nog staan praten en ik loop maar vast aan. Eerst loop ik naar ‘t Rullen maar er zijn geen Tommies of enig levend wezen te zien. Dan maar weer verder. Hier kom ik langs de kapot geschoten tanks, daar ga ik eerst toch nog eens even naar kijken. Bij de eerste is niet veel te zien, die brand trouwens nog. Dan loop ik naar de tweede, stil en verlaten staat daar nu ‘t ijzeren gevaarte. Hier en daar zijn er kogelgaten in, voorzichtig klim ik er aan de achterkant tegen op en kijk dan boven d oor een opening in de tank. Een rilling gaat door m’n lichaam, daar ligt vlak onder m’n ogen een verminkte soldaat. Hij gaf zijn leven voor de bevrijding van ons dorp. Misschien is het wel de soldaat waar ik straks mee gepraat heb. Eerst roep ik nog iets tegen hem, maar er komt geen beweging in, maar dan hadden ze hem ook wel meegenomen. Rondom de tanks lag snoep, sigaretten, een blik biscuits, kleren en zelfs een revolver. Ik heb gehoord dat Jan van Lierop, een jongen van twaalf jaar, met zijn oom Karel Sanders de twee gesneuvelde Tommy’s in het weiland aan het rullen heeft begraven. Later zijn de twee opgegraven en ergens anders begraven. Toen ik in Gerwen kwam, hoorde ik dat vanuit de richting Stiphout nog geschoten werd. De Engelse soldaten liepen rond of groeven zich in. Ze hadden geen tijd om die twee Duitsers op te halen. Ik kreeg van hen een ‘beest van een revolver’ en de boodschap dat ik ze zelf maar op moest halen.
Bert beschreef de schade die in een paar dagen was aangericht: “De kerktoren heeft het moeten ontgelden. Aan de zuidkant zijn er twee gaten ingeschoten en zijn er nog een paar granaten meer tegenaan gekomen, maar die hebben niet zulke grote uitwerking gehad . De pastorie heeft ook veel schade geleden. Boven is een granaat ingeslagen, waardoor het dak kapot is, de voorgevel zit vol kogel- en scherfgaten en achter is er een binnen gevlogen. De beide scholen hebben ‘t ook moeten ontgelden, in de oude zijn twee grote gaten en ‘t glas overal eruit. Bij de nieuwe zijn veel pannen en glas kapot en er zijn ook twee granaten ingeslagen. Bij Aarts (hoek Heuvel /Gerwenseweg) ligt achter het dak open evenals bij Lockant en Jan van Rooij heeft er een door de voorgevel gekregen. Bij Biggelaar (deze laatste drie allemaal aan de Gerwenseweg) een op de bijbouw, bij Vrijaldenhoven (aan de Stiphoutseweg tegen de bossen aan) is alles verbrand door een vrachtauto die voor de deur is uitgebrand en zo is er links en rechts nogal wat schade. Verder is de boerderij van Jan van de Water tot de grond toe afgebrand evenals van Broer van Moorsel en Narus de Louw (deze laatste drie aan het Langlaar en Alvershool). Bij Jan van de Water staat een kapotgeschoten tank, evenals bij de Laat en bij Broer van Moorsel en achter het kerkhof twee en een gevechtswagen, allemaal Engels. Achter de Louw staat een Duitse en op de Papenvoort zit een dito in de loop.”
“Bij de eerste Duitse tank liggen een of twee doden, achter Hendriks liggen er drie in de wei, door een scherpschutter neergeschoten. Het is een trieste aanblik wanneer men hier deze Duitsers ziet liggen of beter gezegd hangen, want gedeeltelijk hangen er twee met hun borst op de rand van de eenmansgaten en een ligt er achter het bosje. Deze is schijnbaar nog willen vluchten maar dit heeft niet mogen baten.”
Evert de Vries, geschilderd door Bert Sanders (te bezichtigen in het Heemhuis)
“Als men deze mensen zo ziet liggen, gesneuveld door het schot van een vreemde, onbekende soldaat, vergeten we ongemerkt of het een vriend of vijand is en staan we even verbijsterd te denken, wat het toch voor zin heeft oorlog, want ellende, veel ellende is hieruit voortgekomen. Misschien wachten in Duitsland vrouwen en kinderen in angstige spanning op hun mannen en vaders, maar hij zal niet meer komen, hij ligt in een drassige weide in Gerwen. Als de grote mannen deze ellende bij tijd en wijle in gedachten houden, zullen wij misschien kunnen voorkomen, dat de wereld nog eens voor een zo’ n onbeschrijfelijke ramp komt te staan. Van gewonden weet ik niets. Tenslotte nog de burgers die hun leven verloren of zwaar gewond werden (allen op het Langlaar). De vrouw van B. de Louw en van Van Heeswijk werden onmiddellijk in de schuilkelder gedood en Bernardus de Louw stierf aan de bekomen verwondingen. Dina de Louw werd verblind en nog een licht gewond. Zo nu is de bevrijding van Gerwen voltooid, heel anders dan velen hadden durven verwachten. De soldaten trekken weer verder en de mensen gaan weer aan de slag.”
Op de laatste pagina van Berts dagboek wordt in drie zinnen nog een klein drama beschreven: “30 oktober: een Duits vliegtuig gooit twee bommen uit, een komt bij Toon van de Maat op het huis. Het huis stort in. Zijn vrouw en twee kinderen worden gedood.”
Bidprentje van Bert Sanders
Enkele artikelen uit de Drijehornickels met meer informatie over Bert Sanders en de gebeurtenissen in Nuenen, Gerwen en Nederwetten in de Tweede Wereldoorlog en rond de bevrijding.
De bevrijding van Gerwen
September 2004: dagboek van de bevrijding van Gerwen
Overzicht van reeds gepubliceerde artikelen over Tweede Wereldoorlog en bevrijding in Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Maart 2004: Gerwen-Rome-Gerwen fietstocht naar Rome en terug in 1950 door Bert Sanders
Dit artikel is afkomstig uit het boek “Nuenense herinneringen”, een stukje Nuenense geschiedenis, verteld door 24 Nuenenaren, geschreven door Jeannette Daamen (1994)