Ik heb nog steeds een winkelboekje

Het is een omaatje van 84 jaar. Ze heeft een vriendelijk gezicht met sprekende, donkere ogen. Regelmatig geeft ze een wijze raad of een conclusie, waar je uit af kunt leiden dat Dina van Lierop-Sanders nog heel goed weet waar ze het over heeft. En ook heel goed weet wat ze wil. Een voorbeeld: ,,Het is natuurlijk goed dat alles zo verandert en vooruit gaat, maar het lijkt wel of het nooit meer genoeg is, de mensen kunnen niet meer tevreden zijn.” Dina spreekt zuiver dialect. Af en toe geeft ze er een eigen draai aan: ,,Als ik ‘onze pa’ zeg, bedoel ik mijn overleden man, als ik zeg ‘ons vader’ heb ik het over mijn vader.”

Dina van Lierop-Sanders werd geboren op 27 november 1909 in de voormalige kosterswoning tegenover de kerk in Gerwen (Heuvel 7). Ze was de tweede dochter van Antoon Sanders en Drika van der Heijden.  Haar moeder groeide op in erg sobere omstandigheden: ,,Ons opa, Lambert van der Heijden, stierf erg jong en mijn oma bleef achter met zeven dochters en een zoon. Ze hadden het in die tijd nergens breed, maar mijn oma zeker niet. Als we daar ooit waren, kregen we zelfs geen suiker in de pap. Bij mijn vader thuis was het wat beter. Zijn moeder stierf ook heel jong, maar er kwam een zus van haar in huis, die voor het gezin zorgde. Ze hadden een boerderij en een klompenmakerij. Ze hadden het royaler dan bij mijn moeder thuis. Wij hebben altijd gemerkt dat ons moeder veel zuiniger was dan ons vader, dat zal daar wel door gekomen zijn.”

Dina van Lierop-Sanders

Antoon Sanders was in Gerwen koster en klompenmaker: ,,Het was altijd werken, werken. Ik heb nog geholpen met klompen schrapen. Verder had ons vader veel kippen, kippenhokken en broedmachines.”

Vader Sanders werd tijdens de mobilisatie voor de Eerste Wereldoorlog opgeroepen: ,,Hij moest naar Achtmaal, dat ligt tegen de Belgische grens. Ik besefte niet wat er gebeurde, ik denk dat ik 5 of 6 jaar was. Ik weet wel dat hij met St. Nicolaas voor mijn zus en mij een pop en een wit dasje meebracht. We werden niet verwend met speelgoed.”

Toen Dina een jaar of tien was, in 1919, kocht haar vader voor vierduizend gulden het pand vooraan op het Laar (Laar 1) en begon er een winkel: ,,Heel vroeger was er nog een winkel meer in Gerwen, aan het Laar op de plaats waar nu garage Jansen staat. Maar toen ons vader de winkel kocht, was dat nog de enige winkel in Gerwen. Ons vader kocht hem van Tinus de Greef en Mieke Verhagen. Bij de winkel en het huis hoorde ook een grote lap grond.” 

Later, toen de winkel goed liep, stopte vader Sanders met het klompen maken en het kosterschap.

De artikelen voor de winkel werden voornamelijk met paard en wagen aangevoerd. Dina: ,,De koffie betrokken we van Sweens uit Den Bosch. Dat was prima koffie. Net als tegenwoordig zat er ook vroeger al veel verschil in. Gemalen koffie kenden we niet. De beste koffie kwam van de grote bonen met een zachte kleur. De kleine donkere bonen waren niet zo goed. Sweens kwam de koffie met het rijtuig bij ons brengen. Veel andere artikelen kwamen van grossier Spoorenberg uit Helmond. Ook de bromolie (petroleum), die werd gebracht door een grote wagen met twee paarden ervoor. Boter moest ik per kluit van 10 kilo of 10 pond halen op de boterfabriek in de Boterstraat in Nuenen. De kluit werd thuis in kleine stukken gesneden.  Alles werd ‘los’ verkocht: de spullen werden afgewogen in een koperen weegschaal en in bruin papier verpakt. Het was gebruik dat alles werd gewogen met ‘een kleine doorslag’, dat betekende dat je altijd net een paar gram meer moest geven.  Groene zeep werd eerst in een handdoek gewogen, je moest het gewicht van de handdoek er weer aftrekken. Koffie en suiker werden per half pond verkocht. Een pond zout kostte 5 cent. Sigaren werden los verkocht. Een klein sigaartje kostte 3 cent, een goede sigaar 5 cent en een hele goede 6 cent. Een pakje sigaretten kocht je voor 10 cent. Ik moest altijd meehelpen in de winkel en poetsen. Als ik uit school kwam, moest ik direct aan het werk.”

Antoon Sanders, zijn vrouw Ciska en achter de toonbank Nelly Vereijken in hun nieuwe kruidenierswinkel, nadat Antoon die had overgenomen van zijn vader in 1949.

Er was wel een school in Gerwen, maar Dina ging in Nuenen bij de zusters naar school: ,,De geestelijkheid propageerde dat. Er zaten wel een paar meisjes in Gerwen op school, maar dat waren voornamelijk de meisjes die ver weg woonden, bijvoorbeeld die uit stad van Gerwen of van de Nieuwendijk. Ik vond het fijn bij de zusters in Nuenen, ook al werden we wel eens gepest omdat we uit Gerwen kwamen. Ze zongen over ons: ‘De Gerwense bokken komen in Nuenen de pap opslokken.’ We liepen heen en terug naar Gerwen, dat was geen probleem. Soms was het erg koud. Rond de kerk in Gerwen stond een hoge houten schutting. Ik weet nog dat je kon voelen als je daar was, dan leek het opeens warmer. De zusters hadden ook een boerderij. Het park was een weiland waarin ze vaak de was hadden liggen, ‘de blekert’ heette die wei. Soms mochten we spurrie trappen. Dat vonden we zo’n feest dat we schoenen aandeden in plaats van klompen. We bonden plankjes onder de schoenen, we liepen hand in hand en trapten voetje voor voetje de ingezaaide akker plat.

De Rooij had toen nog een café. Er stond een put met een glas erbij achter het huis en daar mochten we water drinken. Dat deden we ook bij de pomp onder de Lindeboom. En bij ‘Jup den Boer’ stond een emmer water voor ons en vaak ook een mandje appels. Eigenlijk heette ‘Jup den Boer’ Hendriks. Hij had ook een café (hoek Gerwenseweg/Laan van Gherwin). Ik mocht de zevende klas doen, daar kreeg je meer vakken, muziek bijvoorbeeld. Maar toen ik er twee maanden zat moest ik opeens van school af, omdat ons moeder een tweeling kreeg. Ik was graag nog langer op school gebleven.”

Mieke Sanders in haar karakteristieke blauwe schort

,,Ons moeder heeft het druk gehad, ze kreeg negen kinderen en ze moest de winkel er nog bij doen. De vrouwen hadden het in die tijd veel zwaarder dan nu. Voor de mannen was er nog eens wat leuks te doen. De vrouwen mochten vroeger zelfs niet naar het toneel gaan kijken, dat was alleen voor de mannen. Bij het koor mochten ze ook niet. Er was wel een boerinnenbond. Er werd wel eens naailes gegeven, maar daar was weinig belangstelling voor. Tante Mieke, Mieke Sanders, leerde mij naaien. Mieke maakte voor iedereen kleren die het vroeg, voor heel weinig geld. Er is nog een straat naar haar genoemd.”

Toen Dina de winkel ‘deed’, kwam ze in aanraking met de echte armen: ,,Er was een kerkelijk armenbestuur en een burgerlijk armenbestuur. Van het kerkelijk bestuur hoorde je niets. Ze zeggen dat het geld voor dat fonds binnen kwam van schenkingen en legaten. Je wist niet wie er wat van kreeg. Maar van het burgerlijk armenbestuur kregen de mensen briefjes waarop stond wat ze mochten kopen. Het was te weinig om van te leven, maar teveel om van dood te gaan. Die briefjes bracht ik naar Karel Prinsen aan het Park en van hem kreeg ik het geld. Het was dus bekend wie bij de ‘burgelijke armoe’ hoorde.”

Dina denkt dat het Gerwens centrum heel vroeger in het Hool heeft gelegen: ,,Daar leidden alle paden naar toe{25}. Alle belangrijke dingen lagen om een drietip, dat zie je in Nuenen in het Park en op de Berg, en in Gerwen bij de kerk, in het Laar en in het Hool. Daar woonde vroeger een smid, er was een melkfabriek, de brandkuil, het brandweerhuisje, er is ooit een school geweest en er waren een paar café’s. In het Alvershool woonde Mina den Tram. We noemde haar zo omdat ze altijd als ze iemand tegen kwam, bleef staan om te praten. Tegenwoordig geven ze mensen niet meer zo snel bijnamen. Alles is eigenlijk erg veranderd. De mensen zelf, hoe ze wonen. De meeste mensen hadden vroeger zelf een ‘kamp’, zo noemden ze een stuk grond om aardappels en groente op te telen. Ook  burgermensen hadden vaak zelf een geit of een varken. De meeste huisjes waren kleiner, en laag. Het kosterswoninkje onder de lindeboom is een mooi voorbeeld van hoe de meeste huizen er uit zagen.”

Bert en Dina van Lierop

Dina leerde ‘ons pap’ Bert van Lierop kennen. Van Lierop werkte eerst bij de aannemer en wagenmaker De Groot aan het Nuenens Park. Later begon hij als zelfstandig aannemer. Hij bouwde zelf het huis op de hoek van de Gerwenseweg en de Heuvel (Gerwenseweg 53), waar het jonge stel is ‘ingetrouwd’.  Dina trouwde toen ze 21 jaar was: ,,Het was jong, maar ons pap was al 27, die wilde wel van de straat af.” Het stel trouwde eerst voor de wet in het Nuenens raadhuis: ,,We kregen niet eens een stoel, we moesten gewoon aan de balie blijven staan. Een van de meisjes Van de Win trouwde tegelijkertijd. De toespraak was denk ik voor ons samen bedoeld.” Een dag later werd er voor de kerk getrouwd: ,,We trouwden op donderdag, omdat dat voor de winkel het beste uitkwam. We hadden de keuze uit de mis van negen uur, van half tien en half elf. Om half elf trouwen was heel plechtig. Omdat je nuchter moest blijven, kozen we voor de mis van negen uur.” ,,Ik schrok van onze pap toen hij me kwam afhalen. Hij was helemaal in het zwart, het leek wel of hij naar een begrafenis ging. Eigenlijk deed ik hetzelfde. Ik was ook in het zwart: zwarte pofhoed op, zwarte jas en een zwarte jurk. Het was geen gezicht.  We hebben er geen foto van en dat is maar goed ook. Ik had ook geen bruidsboeket.” Het feest was thuis: ,,Er was voornamelijk familie. Ons moeder kookte het middageten. Tussendoor liepen de gasten naar het café van Driek Geven en van Jup den Boer. ‘s Avonds om 10 uur werd er koffie gedronken. We zaten bij Geven en we keken recht op ons nieuwe huis. We zagen vrienden die probeerden een ruit uit het huis te halen, ze wilden binnen de boel op stelten zetten. Dat is ze dus niet gelukt.” Er was geen receptie, trouwkaarten sturen was ook geen gebruik, maar er kwamen wel cadeaus voor het huwelijkspaar. De geschenken kwamen voornamelijk van de leveranciers van de winkel: twee briefjes van 25 -waar later een vloerkleed voor werd gekocht-, twee tafelkleden en verder een Heilig Hart beeld, een groot Theresiabeeld, een schilderij van de Heilige Theresia, een schilderij van de Engel des Heren en een van de Arenlezers, een Mariabeeld met Jezus en St Janneke. Dina pakt de cadeautafel nuchter samen met: ‘Allemaal heiligenwerk’.

Het gezin Sanders. De foto is gemaakt in 1932 bij gelegenheid van het 25-jarig huwelijksfeest van hete echtpaar Sanders-van der Heiden. Staand vlnr: Piet, Antoon, Karel, Anna, Dina. Zittend: Bert, vader Sanders, Jan, Harry, moeder Sanders en Drieka.

Eerst hielp Dina mee in de winkel van haar thuis. Al snel kreeg ze kinderen en die nam ze mee. Maar toen haar gezin al te groot werd, stopte ze met het werk in de winkel. In 1936 verhuisde het jonge gezin naar het huis waar Dina nu nog woont (Ruiterweg 5): ,,We waren vijf jaar getrouwd en we hadden al vier kinderen. Bij ons oude huis was geen werkplaats. Bert had een werkplaats in het Alvershool, maar daar was toen nog geen elektriciteit. Dit huis was van mijn ouders, maar de ouders van Bert hadden het gehuurd. Het huis hier stond aan de rand van het dorp. We hadden hier elektriciteit en meer ruimte. Er was plaats voor een houtloods en een grote werkplaats. Bert bouwde vooral particuliere woningen, in Nuenen, Gerwen en Helmond. Hij maakte ook doodskisten. Het kistbeslag – de scharnieren, handvaten en versiersels – kwam uit Rotterdam. Wij hielpen de kist aan de binnenkant bekleden en de kussentjes vulden we met houtkrullen uit de werkplaats. Soms als het koud was, werkten we in de keuken. Kwamen er mensen binnen, verschoten ze wel van die lijkkist in de keuken.” Een uitgebreid artikel over het bouwbedrijf van Lierop uit Gerwen van de hand van Cor van Lierop is verschenen in de Drijehornickels van 2015-01. Klik hier voor dit artikel.

Al snel brak de oorlog uit: ,,Aanvankelijk hebben we er niet veel van gemerkt. We zagen wel eens Duitsers toen we naar het consultatiebureau in Geldrop gingen. Omdat er in Nuenen nog geen consultatiebureau was moesten we naar Lieshout of Geldrop. We gingen met de bus van Hannes van Lieshout.” Dina van Lierop snapt niet dat er altijd gesproken wordt over de bevrijding van Nuenen: ,,Ik denk dat er in Gerwen veel meer gevochten is. We waren ook een dag later bevrijd dan Nederwetten. Op het laatst zaten de Duitsers hier in huis. Ze hadden een kanon in onze tuin opgesteld. De Duitsers hadden weckflessen weggehaald en die moest ik klaarmaken. De Duitsers werden steeds onrustiger en we zijn naar onze schuilkelder achter in de tuin gegaan. Later zijn we naar onze kelder in huis gerend en daar hebben we de hele nacht zitten bidden. Dat was in de nacht van 21 op 22 september.  Soms kwamen er ook Duitsers bijzitten. Een soldaat had steeds onze Jos op schoot. Ik zat op een zak aardappels en ik moest onze Anny voeden. Een soldaat bood aan om een stoel te gaan halen. Het schieten bleef de hele nacht doorgaan. De Duitsers vluchtten in de nacht. ‘s Morgens zagen we door het kelderraampje hoe de Engelse soldaten met het geweer in de hand de schuttersputjes in onze tuin controleerden. Vanuit het Rullen kwamen tanks aanrijden. Ze ramden onze poort eruit en richtten de loop van hun kanon op de bossen. Er stonden drie of vier tanks bij ons achter op de plaats. Gerwen was een ravage toen.”

Na de bevrijding werden in de school en bij diverse mensen Engelsen ingekwartierd. Bij de Van Lierops niet, het huis was met de kinderen al vol genoeg. Wel kwamen de Engelsen werken in de werkplaats van Bert van Lierop: ,,Ze haalden bomen uit de bossen en maakten er tafels en stoelen van. Het was erg jammer dat we geen Engels kenden, zodat we beter met hen konden spreken. Voordat ze in het voorjaar vertrokken, maakten we zelf nog iets verschrikkelijks mee.” Zichtbaar ontdaan vertelt Dina hoe haar dochter Marietje van bijna vijf jaar onder een Engelse wagen terechtkwam en een dag later in het Diaconessenziekenhuis overleed: ,,Ze is de dag voor Kerstmis 1944 begraven.” Toen het weer voorjaar werd en de Engelsen vertrokken waren, kon iedereen weer orde op zaken stellen: ,,Onze kinderen liepen in die tijd in hemdjes waar de kinderen nu jaloers op zouden zijn: de Engelsen hadden hun meel in zakken van heel zacht katoen. Daar hebben we hemdjes van gemaakt. Er stonden letters op. Tegenwoordig is dat modern.” Ook een parachute, die aan een lichtkogel naar beneden was gekomen, werd gebruikt om kleding van te maken. In de Drijehornickels van 2019-2 is een lijst van oorlogsslachtoffers opgenomen. Klik hier voor dit artikel.

Dina en Bert van Lierop kregen samen 13 kinderen. In 1968 is Bert overleden. Een van de zonen nam het aannemersbedrijf over, maar hij is inmiddels ook al gepensioneerd en het bedrijf Van Lierop bestaat niet meer. De oude werkplaats en wat houtopslag zijn er nog wel, achter het huis waar Dina nog steeds woont. Een groot deel van Dina’s hart ligt nog in de winkel. Haar broer Antoon nam die van haar ouders over, inmiddels heeft zijn zoon Martien er de leiding. Vroeger was het heel normaal dat de klanten hun inkopen in een ‘winkelboekje’ lieten opschrijven. Ze betaalden dan als het hen uitkwam. Voor Dina is er nog altijd maar één winkel en ze is de enige klant in Gerwen die nog steeds een winkelboekje heeft.

Bidprentje van Dina van Lierop-Sanders, overleden in 2006

Dit artikel is afkomstig uit het boek “Nuenense herinneringen”, een stukje Nuenense geschiedenis, verteld door 24 Nuenenaren, geschreven door Jeannette Daamen (1994).