De pastoor was een tweede burgemeester
Hij heeft nog steeds zijn rijzige gestalte, maar hij loopt moeilijk. Hij doet erg zijn best om herinneringen boven te halen. Dat gaat hem niet gemakkelijk meer af. Hij is tweeëntachtig jaar en de tand des tijds heeft behoorlijk aan hem geknaagd. Echt genieten van zijn monumentale villa met bijpassende tuin aan de Broekdijk kan hij nauwelijks nog. Hij realiseert zich dat het steeds moeilijker voor hem en zijn echtgenote wordt om zelfstandig te wonen. Hij maakt niet de indruk daar gebukt onder te gaan. Een glimlach op zijn gezicht geeft aan dat hij de zorgen en mankementen van het ouder worden kan relativeren.
Piet Wolters is 42 jaar huisarts geweest in Nuenen. Hij werd geboren op 28 maart 1912 in Horst. Hij ‘deed’ medicijnen aan de universiteit in Utrecht, studeerde daar in 1938 af en vestigde zich in Nuenen als tweede huisarts: ,,Dokter Anderegg had al langer een praktijk hier. Er waren artsen uit de omgeving die hier wat patiënten hadden. Die trokken zich terug toen ik erbij kwam. Het was voor hen niet lonend en vaak ook bezwaarlijk om zo ver van huis te werken. In die tijd kon je je nog vrij vestigen en ik had de indruk dat er hier behoefte was aan een tweede huisarts.” Over het dorp toen: ,,Nuenen was voornamelijk een boerengemeente. Ik weet niet of het een arme of een rijke gemeente was, geen van twee denk ik: een doorsnee gemeente voor die tijd in deze streek.”
Piet Wolters in 1993
Wolters woonde in bij familie De Vries aan het Park, twee huizen voorbij de kerk: ,,Daar heb ik een jaar op kamers gewoond. Mijn spreekuur hield ik bij de zusters en zodoende had ik veel contact met de zusters. Zij hebben in die tijd wel hun stempel gedrukt op Nuenen. Ze zetten zich in voor het onder- wijs, de ouden van dagen en de wijkverpleging. Ik geloof dat ze in het dorp heel gezien waren.” De ziekenhuizen in Eindhoven, Geldrop en Helmond waren er al: ,,Ik had het meest contact met het Catharinaziekenhuis, toen nog het Binnenziekenhuis aan de Vestdijk in Eindhoven. Het ziekenhuis’ bij de zusters hier in het dorp was meer een rusthuis.
Er is een tijd geweest, tijdens de oorlog en een tijdje daarna, dat daar ook bevallingen werden gedaan. De kruisvereniging was er al. Er werkte een lekenzuster, zuster Winkel, en een religieuze, zuster Céline. Ze deden de babyopvang, maar ook mensen die ziek waren en verzorgd moesten worden, konden bij hen terecht. Daarvoor kwamen de zusters ook aan huis. Natuurlijk niet te veel, want ze waren maar met z’n tweeën.” Wolters zag Nuenen als een rustige, harmonische gemeente:, ,De kerkdorpen hadden onderling niet zoveel met elkaar te maken. Als huisarts kwam je wel in Gerwen, Nederwetten en op het Eeneind. De verhoudingen onderling lagen vrij goed, dacht ik.
Ook de relatie tussen protestanten en katholieken was heel redelijk. Misschien niet zo goed als nu, maar wel redelijk. Persoonlijk heb ik nooit onderscheid gemaakt vanwege geloof. Met pastoor Aldenhuijsen heb ik niet veel te maken gehad. Ik had er ook geen behoefte aan. Het was een heel strenge pastoor die het allemaal precies wilde hebben. zoals hij dacht dat het goed was. Eigenwijs was hij. Hij is hier behoorlijk lang pastoor geweest. Hij kon het goed vinden met grote families en boeren- families.
De rol van de kerk was anders, doordat de pastoor veel te zeggen had. Hij was zo ongeveer een tweede burgemeester. De pastoor kwam regelmatig op bezoek bij de mensen, om te kijken of er weer een kindje op komst was. Ik was het daar niet altijd mee eens en dat zei ik ook tegen de mensen. Als de pastoor erover wilde praten, deed ik dat. Dat gebeurde nauwelijks omdat we daar beide geen behoefte aan hadden.”
Wolters heeft de indruk dat de industrie tijdens zijn beginjaren in Nuenen voor een groot deel al op zijn retour was: ,,De steenfabriek was niet zo arbeidsintensief meer, dacht ik. In de oorlog werkte de fabriek in ieder geval niet meer. In die tijd hebben er mensen ondergedoken gezeten. Zodoende kwam ik op de steenfabriek voor eventuele patiënten. Verder waren er de kousenfabrieken Van Wijk en Van Bakel. Van Bakel zat waar nu speelgoed- winkel Schellens is op de hoek van de Parkstraat en de Voirt.
Park 45-47 Gebouwd in 1956 door bouwbedrijf de Vries uit Nuenen. Links (nummer 45) woonde destijds familie André de Vries en rechts familie Theo de Vries.
Aan het Park stond de bierbrouwerij van Prinsen. Het was alleen een depot van Drie Hoefijzers. Ik denk dat er hooguit drie mensen werkten. Verder was er niet veel industrie: alles ging naar Philips.” In 1939 trouwde Piet Wolters met Berthe Kersten uit Valkenswaard. Hij betrok het huis naast de familie De Vries en vestigde daar zijn praktijk. In diezelfde periode moest hij vanwege de mobilisatie naar Schoorl, Leeuwarden en Haarlem: “Ik moest steeds op en neer rijden. Een collega uit Geldrop nam in die tijd mijn praktijk waar.”
Wolters heeft de indruk dat Nuenen niet echt onder de oorlog gebukt is gegaan: ,,Je was wel beperkt in je bewegingsvrijheid. ‘s Avonds moest je op tijd thuis zijn en zo. Maar als arts kreeg je toestemming om ook buiten die tijd te rijden. Ik reed motor. Er was bijna geen benzine, maar ik kreeg wel bonnen. Het leven ging gewoon door. De Duitsers zelf hebben hier nauwelijks gezeten. Onze burgemeester, Van Rijckevorsel, is opgeroepen, maar is niet gegaan. Hij moest naar Den Bosch komen. Er zijn burgemeesters die wel gegaan zijn, en die zijn nooit meer teruggekomen. Van Rijckevorsel heeft het overleefd. Hij moest later wel onderduiken. Op het laatst werd er gedreigd met inkwartiering, maar daar is het bij ons niet van gekomen.” Van het bestaan van een ondergrondse heeft Wolters niet echt geweten: ,,Ik kende wel wat mensen die erg ‘pro-Nederland’ waren. Veel heb ik niet van de ondergrondse gemerkt. Ik wist ook niet dat mijn buurjongen Wout de Vries erbij betrokken was. Ook mensen die joden in huis hadden waren bij mij niet bekend.
*Ik had wel contact met een rabbijn. Die zat in een huis aan de Parkstraat. Ik werd een keer bij hem geroepen en bezocht hem. Daarna ging ik er elke week een keer heen. Zijn vrouw zat ook bij hem en later kwam er nog een joods echtpaar bij. Ik had vernomen dat aan de overkant een NSB-er woon- de en het leek niet veilig de rabbijn nog langer daar te laten zitten. De rabbijn had ook connecties met de rector van kasteel Croy. Die zou de rabbijn opvangen. Ik heb een auto geleend van de familie Prinsen. Dat was een bevriende familie die ook aan het Park woonde, en ik heb het echtpaar in het Park opgehaald. Maar op de Berg ter hoogte van slager Smulders leek het om de een of andere reden niet veilig meer en daar is het echtpaar toen uitgestapt. Ze zijn verder gegaan met de rector die daar met zijn fiets stond. Het echtpaar is naar Limburg gebracht en is de oorlog goed doorgekomen.”
Zo rustig als de oorlog voor de familie Wolters verliep, zo angstig werden de laatste dagen voor de bevrijding: ,,Toen is het echt gevaarlijk geweest in Nuenen. We hadden gehoord dat Eindhoven bevrijd was en dat wilden we zien. Mijn vrouw en ik zijn met de motor gegaan, de auto hadden we thuis gelaten. In Eindhoven hoorden we dat de Duitsers optrokken vanuit Helmond richting Nuenen. Daarom gingen we terug, dat was in de namiddag. Op het Eeneind hebben we de motor achtergelaten en we zijn te voet verder gegaan. We zagen dat het dorp zo ongeveer vol Duitse tanks stond. Alles was onveilig. Je kon nergens naar toe. Onze kinderen en de dienstbode waren niet meer in ons huis. Ook de buren waren gevlucht. Er was ingebroken in ons huis. De apotheek was vernield. We kwamen terecht bij de pastorie. De pastoor en de kapelaan waren er nog en we kregen daar onderdak.
‘s Nachts ben ik nog langs de achtertuinen naar huis gekropen om een koffer met papieren die ik belangrijk vond te halen. De volgende morgen werden we gewekt door de kapelaan die riep dat er een beschieting zou komen en dat we weg moesten. We gingen naar ons huis om de auto te halen en vonden toen een briefje van de dienstbode. Dat hadden we de vorige avond over het hoofd gezien. De dienstbode was met de kinderen naar de boerderij van Van Heyst gegaan. Daar is nu restaurant De Boschhoeve aan de Oude Landen.
We zijn binnendoor, door de velden, naar de boerderij gereden en daar stonden onze drie kinderen al buiten te zwaaien. We zijn naar een plaats gegaan op de Papenvoortse Heide. Daar had de familie Van Hout uit Eindhoven een buitenhuisje. We waren er die zomer vaak gaan tennissen, dus we wisten er goed de weg. Er was geen mens. We forceerden een raam om binnen te komen. Ik heb gebeld naar de dominee, maar een Duitser nam op. Dus daar hadden we niks aan. We zijn in het huisje gebleven en mijn gezin heeft er die nacht geslapen. Ik moest in die nacht nog een bevalling doen. Ik werd opgebeld en ik heb gezegd dat ze me maar moesten komen halen. Ze zijn gekomen en ik ben met hen meegegaan. We namen een vlag mee, daar hadden we in het donker echter weinig aan. Daarom zei ik dat we onderweg maar hardop moesten blijven praten, Nederlands praten. Want ik wist dat we tussen de Engelsen en de Duitsers inzaten en we konden gemakkelijk voor de vijand worden aangezien. Door te praten verraadden we onszelf wel, maar lieten we ook horen dat we geen vijandelijke soldaten waren.
Het is goed gegaan, we zijn gelukkig niemand tegengekomen. Wij moesten tussen het Eeneind en het dorp zijn, op de Refelingse Heide. Alles is goed afgelopen. We hebben geen mof gezien.” ,,’s Anderendaags kwam de familie, van wie het buitenhuisje was, uit Eindhoven. We dachten dat we weg konden. We zijn naar Valkenswaard gereden, naar mijn schoonfamilie, en hebben daar de kinderen afgeleverd. We kwamen in contact met een Engelse officier. We kregen benzine van hem. Hij vertelde dat hij Nuenen moest gaan bevrijden en we hebben hem zoveel mogelijk gegevens over Nuenen verschaft. Het was moeilijk om in Nuenen te komen. We reden door het dorp om te kijken hoe alles er voor stond en konden komen tot het oude Raadhuis op de Berg. Er werd enorm geschoten. Dus zijn we terug gereden naar ons eigen huis in het Park. Daar hebben we in de kelder gezeten en soms gingen we even boven kijken.
Markant gebouwde villa uit 1932 met typische bouwstijl. Zij werd gebouwd in opdracht van burgemeester jhr.mr. C. van Rijckevorsel, burgemeester van 1931 tot 1954. Daarna woonde er tot zijn dood op 7 februari 1997 huisarts P.M.J. Wolters. Na een grootschalige verbouwing/restauratie wordt het pand nu bewoond door Fons Linders. Is naast gemeentelijk monument ook rijksmonument.
Er werd geschoten op de tanks die in Nuenen waren. Daar zaten we dus tus- sen in. Het huis van de buren kreeg nog een voltreffer We sliepen in de kelder en toen ik de volgende morgen buiten kwam stonden er allemaal Engelse tanks in het dorp. We konden de Engelsen nog tracteren op brood dat we nog hadden. We hebben geen Duitse tanks meer gezien, alleen die kapot geschoten waren. Er zijn enkele doden en gewonden gevallen door de bombardementen. Vooral in Gerwen en op Eeneind.”
Na de oorlog hernam het gewone leven zijn gang: ,,Rond het einde van de oorlog kreeg ik van het Binnenziekenhuis de eerste penicilline. Dat beteken- de een hele ommekeer in de gezondheidszorg. Je stond niet meer zo machteloos.” Wolters heeft niet de indruk dat Nuenen in de jaren na de oorlog een bloei- end sociaal/cultureel leven te bieden had: ,,Veel verenigingen waren er niet. Tennissen was particulier. Er werd wel gevoetbald. Mijn kinderen gingen allemaal hockeyen. De hockeyclub werd tijdens de oorlog opgericht. Sjef van Santvoort, een fabrikant die op de Berg woonde, heeft er veel voor gedaan. Af en toe was er een toneelclub die een opvoering gaf en verder was er niet veel, nee. De jeugd speelde pintol en voetbal op straat.”
Een tandarts was er de eerste jaren dat Wolters in Nuenen werkte niet: ,,De mensen gingen daarvoor naar de stad. Als men acute tandpijn kreeg, moes- ten wij het doen. We mochten alleen tanden trekken en soms gaven we pijnstillers. Mijn broer was tandarts in Helmond. Op een gegeven moment is hij hier gekomen. Hij hield een keer per week spreekuur in De Vank. Dat is zo een aantal jaren door gegaan tot er zich een tandarts vestigde. Toen is mijn broer er mee opgehouden. Ook voor een bril stuurde je de patiënten door naar de stad, maar dat kwam niet zo veel voor.” Over het functioneren als huisarts: ,,Aanvankelijk was de gemeente klein, zesduizend inwoners. De gemeente is enorm gegroeid en de praktijk dus ook. Vroeger was je eerder klaar met je patiënten. Ze vroegen niet zo veel. Later wilden de mensen steeds meer weten. Dat zal te maken hebben met de manier van leven.
Monumentbord aan de Broekdijk 1
Het leven is veel drukker, gejaagder geworden. Mensen krijgen vaker moei- lijkheden met de kinderen. Daardoor zijn klachten vaak meer psychisch. Vroeger kwamen psychische klachten veel minder vaak voor.”
In 1947 kocht Wolters het huis van burgemeester Van Rijckevorsel aan de Broekdijk. Hij had er een grote praktijkruimte en tot in de jaren zestig heeft hij er ook zijn apotheek gehad. Zijn zoon Dirk is huisarts geworden en heeft zich in de praktijk ingewerkt. Hij en dokter Van Wijk hebben later de praktijk helemaal overgenomen. Wolters sr. heeft zijn beroep uitgeoefend tot 1 januari 1980. „Er is in de loop der jaren op deze plaats niet veel veranderd,”
Dit artikel is afkomstig uit het boek “Nuenense herinneringen”, een stukje Nuenense geschiedenis, verteld door 24 Nuenenaren, geschreven door Jeannette Daamen (1994)