Ik heb jarenlang taxi gereden in Nuenen
Al een aantal jaren geniet Tijn Smits van zijn pensioen. Samen met echtgenote Jo neemt hij het ervan. Tijn heeft zijn taxivergunning ingeleverd bij de gemeente. Hij hoeft niet meer te werken en hij kan gaan en staan waar hij zelf wil. Hij heeft het goed en zijn gezellig, rond buikje is daar een bewijs van. Tijn ‘buurt’ graag. Je hoeft alleen maar een onderwerp aan te dragen en hij maakt er een verhaal van. Door zijn werk als taxichauffeur kent hij Nuenen en zijn bewoners als geen ander. Midden op de Europalaan, ongeveer ter hoogte van het fietstunneltje tussen de Lyndakkers en de Kerkstraat stond vroeger de boerderij, het geboortehuis van Tijn Smits.
Hij werd er geboren op 15 oktober 1924. Hij was de middelste van een gezin met vijf kinderen. Tijn kan nog precies opsommen bij welke leerkrachten hij in de klas heeft gezeten: ,,Ik moest drie jaar naar de kleuterschool, omdat ik net te jong was voor de lagere school. De kleuterschool, oftewel de bewaarschool of papschool zoals ze die vroeger noemden, was aan de zijkant van het klooster. Ik zat een jaar bij zuster Amasia en twee jaar bij zuster Andrina. Op de jongensschool zat ik bij de meesters Van Bakel, Jeuken, Peters, Strik en Van de Schoor. Na de lagere school ging ik thuis in het bedrijf en deed ik de avondlandbouwschool.”
Tijn Smits in 1994
Tijn was gedurende een gedeelte van de oorlog onderduiker: ,,Ik kreeg een Ausweis omdat mijn vader ziekelijk was en ik het werk op de boerderij moest doen. Mijn oudste broer was al het huis uit. Ik kreeg de Ausweis steeds maar voor een paar maanden, en zodra hij afgelopen was, moest ik weer onderduiken. In de houtfabriek van Raessens maakten ze speciale houten koffers, voor als je naar Duitsland moest. Die hadden we altijd klaar staan. Op het laatst kreeg ik een definitieve Ausweis en heb ik mijn koffer weg kunnen geven.
Veel jongens werden koster, want dan hoefde je niet naar Duitsland. Velen gingen wel. De meesten kwamen terug. Het gevaar zat hem vooral in de bombardementen daar. Ik heb genoeg jongens gekend, die niet meer terug gingen als ze op verlof naar huis mochten.”
Ik weet ook nog, hoe de Duitsers eens achter Piet Heymans aan zaten en op hem schoten alsof Piet een haas was. Piet was onderduiker. Gelukkig wist hij te ontkomen. Meestal was er verraad in het spel als ze toch iemand te pakken kregen. Er is een paar keer een razzia geweest, maar de meeste onderduikers waren dan al lang weg.’ Een paar keer kwamen er tijdens de oorlog vliegtuigen naar beneden in Nuenen: ,,Met het feest van Petrus en Paulus in 1943 kwam er ‘s nachts een Lancaster brandend naar beneden in de Pastoorsmast. Vier mensen zaten verkoold in het toestel en een paar werden eruit geslingerd. Wout de Vries was een van de weinigen die de Engelse taal kende en hij liep al roepend in het Engels door het bos om de piloten op te sporen. Achteraf hoorde ik dat er niemand het ongeluk had overleefd.”
Boerderij van Jan Smits aan de Eeneindseweg 8
Een Duits vliegtuig belandde in de wei van de familie Smits, de wei lag tussen de Voirt en de Boordseweg.,,Het vliegtuig kwam precies op de plaats waar de koeien normaal lagen te slapen. Toevallig waren onze koeien juist die dag uitgebroken en naar huis komen lopen, dat gebeurde wel vaker. De Duitsers sprongen al eerder uit het toestel en twee kwamen met hun parachute terecht op het kerkhof achter de Clemenskerk. Later hoorde ik dat ze met hun toestel naar Hull in Engeland geweest waren. Boven het Eeneind is een luchtgevecht geweest op 31 januari 1944. Piet Royakkers was met een kar mest op weg naar de hei tussen de Prinsenweier en de Helmondsedijk toen het gevecht begon. Mevrouw Molenaar- Vroomans was in het bos daar hout aan het sprokkelen en die kreeg het te kwaad. Piet heeft haar eerst nog met haar kruiwagen uit het bos geholpen zodat ze naar huis kon. Toen hij de mest begon te lossen, werd er vanuit de vliegtuigen geschoten. Piet kroop dicht tegen de mesthoop aan, maar werd toch op 18 plaatsen geraakt aan zijn rechterzijde. Hij is naar de boerderij van Sjef Smits gestrompeld en Smits heeft hem naar huis gebracht. Piet heeft drie weken in het ziekenhuis gelegen. Een vliegtuig viel neer in de buurt van de plaats waar Piet lag, een Amerikaans vliegtuig stortte neer bij de Collse Hoeve.
De familie Smits kreeg een paar weken inkwartiering van een Duitse soldaat: ,,Op een dag kwam veldwachter Damen met een hoge Duitse militair langs. Damen riep naar ons vader dat ze nog bij ons langs zouden komen. Ons vader was bang dat Damen bedoelde dat ze mij op wilden halen, dus kwam hij mij op het veld waarschuwen dat ik niet naar huis moest komen. Maar het bleek om inkwartiering te gaan.
Aan de Dubbestraat hadden de Duitsers op het laatst van de oorlog een soort uitkijkpost gebouwd. Daar zaten dag en nacht Duitsers in. Er kwam een Oostenrijkse boer die in Duitse dienst was bij ons in huis en hij moest daar wacht lopen. Hij liep van ons uit naar de Dubben. Ontbijten moest hij bij ons doen. De rest van de dag zagen we hem niet meer. Hij was erg netjes: voor hij naar boven liep deed hij zijn laarzen uit. De uitkijkpost is een paar dagen voor de bevrijding opgeblazen.” Tijn ging met zijn kameraden in Son kijken, toen de parachutisten daar landden. Maar tussendoor ging het werk op de boerderij door: ‘s Woensdags zaten mijn broer en ik te melken achter de boerderij van Vink aan de Opwettenseweg. Vlak voor ons werd een Engelse tank van de weg afgeschoten. Daar hebben ze later het oorlogsmonument neergezet. Achter de huizen op de hoek van de Lindelaan en de Kerkstraat was een provisorische schuilkelder, een afgedekte kuil, gemaakt. Daar sloeg een granaat in. Cor Boset en Corry Smeulders kwamen daarbij om het leven. Tijdens de gevechten kwam Martina Merks om op de Berg en Thea van de Laar op de hoek van de Boordseweg en de Voirt. Op de Oude Kerkdijk werd mevrouw van de Sterren dodelijk getroffen. Toon Saelmans rende met nog drie anderen weg op de plaats waar het oude kerkhof ligt, nu de Tomakker. De Duitsers riepen dat ze moesten blijven staan, maar de jongens renden door en Toon werd dodelijk getroffen. ‘s Zondags was de begrafenis mis voor deze zes oorlogsslachtoffers. Ze werden tegelijkertijd begraven.”
,,’s Zondags liepen hier de para’s. De soldaten hadden hun pistool gewoon los in hun achterzak, ze hadden geen holsters. Ze zetten liters thee. Wij keken de hele dag wat ze aan het doen waren en we liepen ze de hele dag achterna. Zij liepen door de sloten en wij liepen er gewoon langs. Levensgevaarlijk was het, maar daar dacht je niet bij na. Gelukkig is er niets gebeurd. Na een week was de strijd gestreden en wisten we dat de Duitsers niet terug zouden komen. We konden met de wederopbouw beginnen. De bevrijding werd in de eerste instantie niet zo gevierd. De jaren erna werd er wel uitbundig gefeest. Er werd een danstent opgezet en een optocht gehouden.”
Een paar weken na de bevrijding kreeg de familie Smits inkwartiering van tien Engelse soldaten: ,,Er kwam een korporaal met nog een hoge Piet kijken, of er bij ons plaats was. Ze wezen naar de zolder van de hooischuur, maar dat wilde ons vader niet hebben. Ze mochten op de goeie zolder. Ze kwamen met z’n tienen en ze hadden alles zelf bij zich, ook bedden. En accu’s, zodat ze ook boven licht hadden. Ze hoefden eigenlijk alleen bij ons te slapen, maar ze gingen niet elke dag werken. Het was nogal rommelig allemaal.
Ze waren van de Royal Corps of Signals. Een Engelsman reed elke dag op en neer naar België om kolen te halen voor de keuken en vaak zette hij dan ook bij ons een zakje af. Eten deden ze in de keuken bij de Aloysiusschool. De korporaal ging daar elke dag heen voor orders. Enkele soldaten werk- ten bij de verbindingen, ze moesten kabels aanleggen.
Familiefoto. Namen van links naar rechts, bovenste rij: Jan Smits (vader van Martien) en Gerarda Smits (zus van Jan), beiden uit 1e huwelijk en Tijn Smits (1924-1995); zittend van van links naar rechts: Karel, opa (Johannes Smits 1878-1947), oma (Adriana Coolen 1897-1964), Marietje (1933-2019). Foto genomen in de Kerkstraat in Nuenen, kerk op achtergrond is ingetekend.
De korporaal kwam uit Liverpool en het was een onderwijzer. Hij was de oudste van het stel, vierentwintig jaar. De jongste was negentien. Het was best gezellig, dat stel in huis. Ze voelden zich ook kind aan huis bij ons. De korporaal schreef eens de tien namen op een plankje en schreef eronder ‘Wij waren zeer gelukkig hier in ons Hollands thuis’. Ik zou er veel voor over hebben om dat plankje terug te vinden.
De inkwartiering was vrijwillig en je kreeg er geen vergoeding voor, maar daar ging het ook helemaal niet om. Je was blij dat je kon helpen. Ons moeder waste voor hen de sokken en daar kreeg zij zeep voor, genoeg om ook onze was te doen. En ze brachten witte mik mee en blikken corned beef. Een paar weken na de bevrijding begonnen de beschietingen in de Peel. Wij hebben toen vier weken lang evacuees uit Meijel erbij gekregen in huis. Met die mensen hebben we nu nog contact.” In 1947 ontmoette Tijn Jo Kuijten uit de Helsestraat en in 1951 trouwde het stel: ,,We ‘trouwden bij ons thuis in’, zoals ze dat hier noemen. We verbouwden mijn ouderlijk huis, zodat ons moeder en mijn jongere broer en zus een eigen ruimte hadden. Ons vader was in 1947 al overleden, de twee. oudsten waren al jaren de deur uit.
Nog geen drie weken nadat we getrouwd waren, kwam ons moeder vragen of ze bij ons mocht intrekken: ‘Want ik ga dood daar alleen in het voorhuis,’ zei ze. Zo konden Jo en ik voortaan de hele dag samen op het land werken. Als we thuis kwamen had ons moeder het eten klaar staan. We hebben jarenlang als één gezin samengewoond. Het is altijd erg goed gegaan.” Tijn houdt van een geintje en het gevolg was dat hij zelf ook wel eens werd ‘gepakt’. Op een nacht werd er op het raam gebonsd: of hij wilde komen helpen bij buurman Saris, want er moest een koe kalven: ,,Als goede buurman stapte ik uit bed, maar tot mijn grote verbazing was alles rondom de boerderij van Saris in diepe rust. Ik realiseerde me dat Jan Kuijten en Marinus Donkers mij te grazen hadden genomen. Die twee zaten in de gemeenteraad. Ze hadden die avond een vergadering gehad. Waarschijnlijk hadden ze ook nog een glaasje gedronken.” Tijn nam wraak op de twee raadsleden door een ingezonden mededeling in de Rond de Linde te laten plaatsen: ,,Ik heb geschreven dat ik me afvroeg waar het naar toe moest met onze wijze, edelachtbare raadsleden. Jan Kuijten kreeg het daarop met zijn vrouw aan de stok, omdat hij niet gewoon recht naar huis was gegaan.”
Op 7 mei 1989 ontvangt de heer T. Smits uit handen van burgemeester H. Terwisse de erepenning in zilver van de gemeente Nuenen c.a. Reden: 25 jaar lid van de fanfare, later de brassband De Vooruitgang en 25 jaar lid van de vrijwillige brandweer.
Een groot deel van Tijns hart ligt bij de brandweer: ,,Mijn vader was al koetsier bij de brandweer, onze buurman ook. Wie bij een brandmelding het eerste was, kreeg een rijksdaalder. Toen ik als kleine jongen op school zat, keek ik altijd naar buiten als de brandklok luidde. Ik was benieuwd of mijn vader of de buurman als eerste met paard en wagen voorbij kwam. Als het mijn vader was, wist ik dat ons moeder die dag weer een rijksdaalder extra had.” Als kleine jongen heeft Tijn de brandweer ook nog eens laten komen: ,,Ze zeggen wel eens dat elke brandweerman iets van een pyromaan in zich heeft. Ik heb eens een grote hoop oud stro aangestookt toen ik een jaar of negen oud was. Ik probeerde het vuur uit te stampen, maar dat lukte niet. Het was net rond schafttijd, dus er waren veel mensen in de buurt. Ze gingen op een rij staan en haalden emmers water uit onze waterkuil. Die gaven ze aan elkaar door. Toen de brandweer kwam, was mijn brand al geblust.”
Met ingang van 1 januari 1954 werd Tijn zelf benoemd tot brandweerman: ,,Eerst als aspirant-, toen als tweede klas en daarna als eerste klas brand- weerman. Later werd ik hoofdbrandwacht en in 1972 kreeg ik de rang van brandmeester.” In 1955 reed Tijn de brandweerwagen in de sloot: ,,Ik moest uitwijken voor twee fietsende kinderen. Er moest een bedrijf uit Eindhoven komen om de wagen eruit te takelen. Dat kostte honderdvijftig gulden en dat was in die tijd een heel kapitaal. De Chrysler die we al langer hadden heeft eerder in de sloot gelegen, langs de Broekdijk. Die wagen heeft altijd een afwijking naar rechts gehad. Ik had er nog voor gewaarschuwd.” Voordat Tijn stopte bij de brandweer, in 1981, heeft hij vele uren werk gestoken in de restauratie van een oude brandweerpomp: ,,Ik schat dat die uit 1880 is. Hij stond onder een afdak achter het gemeentehuis en van burgemeester Haffmans mochten we hem meenemen. Het eerste jaar, in 1962, hebben we er in de carnavalsoptocht mee gereden en de eerste prijs gewonnen. Daarna hebben we hem opgeknapt. Hij staat nu in de brandweerkazerne.”
Het echtpaar Smits heeft geboerd tot 1968: ,,We kwamen steeds dichter bij de uitbreiding van het centrum te liggen. We moesten eerst drie hectare verkopen, daarna nog eens de rest. Ik kon de boerderij aan de gemeente verkopen voor een goede prijs. Ons Jo wilde hier blijven wonen. Ik hielp al jaren Toon van Lieshout met taxi-rijden. Rond diezelfde tijd dat wij over de boerderij zaten te dubben, kon ik het taxibedrijf van Toon overnemen. Dat was in 1966. Dat betekende dat we samen hard moesten werken, Jo moest altijd thuis blijven voor de telefoon en de mobilofoon. Maar het is barstens goed gegaan met z’n tweeën. We hebben er een dikke boterham mee verdiend. In 1968 zijn we uit de boerderij getrokken en in dit huis in de Nassaustraat gaan wonen.” Veel Nuenenaren zijn op hun trouwdag door Tijn naar het gemeentehuis en de kerk gereden: ,,Ik heb vijftien jaar lang jaarlijks zo’n tachtig bruidsparen gereden. Maar de belangrijkste bron van inkomsten was het ziekenvervoer.”
Een zeer speciale rit vond Tijn die van de kerstnacht 1955:,,Ik reed toen al voor Toon van Lieshout. De wijkzuster, zuster Céline, had gevraagd of taxibedrijf Jansen en Van Lieshout belangeloos mee wilden werken om de drie langdurige zieken die in Nuenen woonden een goede kerstnacht te bezorgen. Het ging om Hanneke Renders en Dien Slegers uit Nederwetten en Carla Jansen uit Gerwen. In de Lieshoutse bossen woonde Bierhoff, een welgestelde man. Hij had al een televisie, die had nog bijna niemand toen. We hebben de zieken naar Bierhoff gebracht, zodat ze de nachtmis op tv konden volgen. Later hebben we de pastoor en zijn misdienaars opgehaald om de communie uit te reiken aan de zieken. Dat was echt kerstmis.”
In 1958 werd in Nuenen de coöperatieve diepvriesvereniging opgericht: Vanuit de boerenstand werd de bouw van diepvrieskluizen gestimuleerd. Want voor particulieren waren er toen nog nauwelijks diepvrieskasten in de handel. Vooral voor boeren met grote gezinnen was een diepvries een uitkomst. Als je geslacht had kon je je vlees invriezen. Ook groente en fruit kon je er bewaren. Het spaarde uren tijd uit die je anders met wecken kwijt was geweest.
In de kluis was een carrousel met laden. Een kluis had 96 laden die 120 liter inhoud hadden. De leden kregen het recht op het gebruik door het kopen van een aandeel. Zo’n aandeel kostte 250 gulden per lade. Dat bedrag moest in tien jaarlijkse termijnen van 25 gulden worden afgelost. Je kon één of meerdere laden krijgen. Je hield een sleutel van je eigen lade. Janus Gevers was voorzitter van de vereniging, Nico van den Heuvel penningmeester en secretaris; verder zaten in het bestuur Jan Slegers, Marinus Donkers, Nol Smits, Frida van Gennip-van de Water, Lieske Goossens-Slaats, Lies de Louw-Donkers en ik.
Er werden vier kluizen gebouwd. Een in de Hendrikstraat achter de Boerenbond, een langs de Eeneindseweg naast de spoorwegovergang, een aan het Houtrijk achter het kerkje en een op het Laar in Gerwen. Rond 1970 kwamen diepvrieskisten en -kasten in de handel. Omdat de mensen steeds meer zelf een diepvries kochten, waren de kluizen niet meer nodig. Tussen 1975 en 1980 zijn de kluizen gesloten waarna de vereniging is ontbonden.”
Voor een artikel in de Drijehornickels van april 2006 over de Coöperatieve Diepvriesvereniging Nuenen kunt u hier klikken.
Tijn Smits tussen de paarden, op de voorgrond Anja Crooijmans
Bidprentje van Tijn Smits
In 1964 kwam Tijn als bestuurslid bij de Brassband: ,,We kwamen met zes nieuwe bestuursleden tegelijk in het bestuur, en niemand van die zes maakte zelf muziek. ‘Het slipjassen-bestuur’ werden we genoemd. Ik heb vijfentwintig jaar in het bestuur gezeten en ben nu nog erelid. Mijn taak was het onderhoud van de instrumenten. Vaak kon ik de mankementen zelf verhelpen, ik heb er bij voorbeeld heel wat kauwgom uitgehaald.”
Tijn zit ook al dertig jaar in het bestuur van het veefonds, de laatste twaalf jaar als voorzitter: ,,Ik vind het gezellig werk,” zegt hij daarover. Met ingang van 1 november 1986 is het echtpaar Smits gestopt met het taxibedrijf. Ze hoeven niets meer te doen, maar vervelen zich niet. Ze houden van mensen om zich heen, van gezelligheid. Ze krijgen veel ‘aanloop’, ze trekken er graag op uit: „We zitten gezellig, rustig oud te worden,” zegt Tijn.
Dit artikel is afkomstig uit het boek “Nuenense herinneringen”, een stukje Nuenense geschiedenis, verteld door 24 Nuenenaren, geschreven door Jeannette Daamen (1994)