In 1966 is er een gesprek opgenomen met Piet van Hoorn, die toen molenaar was van de Opwettense watermolen. Hij herinnert zich nog hoe Vincent Van Gogh in zijn jonge jaren in deze omgeving schilderde en belangstelling had voor vogelnestjes. Piet wordt ondervraagd door een onderzoeker, die geïnteresseerd is in de benaming van verschillende molenonderdelen.
Terloops gaat het gesprek ook over Vincent van Gogh, die Piet nog gekend heeft. Dit audiofragment is hier te beluisteren en de transcriptie staat onder aan de pagina.
  • I: interviewer (Jan Stroop)
  • PvH: Piet van Hoorn
  • V: een vrouw op de achtergrond.

I: Maar dit heeft niets met de molen te maken. Van Bakel die kent u misschien wel, Jan van Bakel uit Nijmegen.
PvH: Uit?
I: Uit Nijmegen, hij komt uit Nuenen ook, van Bakel.
V: Ja de zoon van Toon van Bakel.
PvH: O ja, ja ja de zoon van Toon van Bakel.
I: Die vertelde dat hij u Van Gogh ook nog gekend heeft toen u klein was. Weet u daar nog iets van?
PvH: Ik heb Van Gogh hier de molen ook nog wel zien schilderen.
V: Heeft hij de molen geschilderd?
PvH: Ja, en het toeval wil dat een Belgische man (Belse mens), die heeft hem in handen gekregen hoor, dat weet ik niet, en die kwam expres kijken om een foto maken. Als ik toen voor dat ding tien gulden had geboden toen, dan had hij gezegd daar heb je het want hij was zo lelijk. En wat denk je zegt hij, wat denk je dat het nu waard is dat schilderstukie? Ik zeg, misschien wel 1000 gulden meneer. Ze hebben me er tevergeefs 2300 gulden voor geboden, zei hij. Als ik er toen 10 gulden, voor geboden had ,misschien wel een rijksdaalder, want hij had er geen.
I: Maar u heeft hem dus nog wel gekend, die schilder.
PvH: He? I: U hebt hem dus nog wel gekend?
PvH: Ja.
I: Was hij niet de zoon van een dominee, geloof ik? Hoe zat dat precies? PvH: Hij was eigenlijk hulppredikant,
I:; Hier op Nuenen ?
PvH: Ja, maar hij moest er niets van hebben. Schilderen dat was zijn lust. En als dat allemaal waar is, wat ze vertellen, hij heeft tenslotte zijn eigen oren nog afgesneden, met een gek? gezicht. Zo heb ik horen zeggen later, maar ik weet niet.
I: En wat zeiden de mensen ervan, toen hij hier dan nog woonde.
PvH: De meeste mensen bekeken hem voor een gek, maar hij was helemaal niet gek. Maar die naam ‘gek’, die kreeg hij, omdat hij naar een plan zocht. Dan had hij geen schilderplan meer, dan ging hij een plan zoeken, dan ging hij eens rond, en dacht hij naderhand eens, dan ging hij daar eens heen, dan ging hij hier eens heen, en dan ging hij ginder heen. En dan zeiden ze daar is die gek weer bezig. Maar dat was geen gekheid, dat was alleen om een punt te vinden waar dat hij kon schilderen. Maar daardoor kreeg hij de naam ‘gek’ hier. Maar een zonderling was het toch wel. Ik kan nou niet zeggen direct gek, maar ‘t was in ieder geval toch wel een zonderling.
I: Hij was natuurlijk de enigste die zulke dingen deed en dat vonden de mensen natuurlijk ook al gek hè en vreemd…….
PvH: Men zegt dat hij z’n oor heeft afgesneden.
I: Ja, dat is wel waar, tenminste er is een schilderij waarop je dat kunt zien.
PvH: Ik weet ik het niet. Toen stonden er drie – vier jongens achter als hij zat te punten. En ik ben nou 93 dus, en toen ging ik nog naar school. Laat ik toen 8, 9 jaar oud zijn geweest. (Piet van Hoorn geboren: 1872-12-1, overleden: 1973-11-25)
I: 87 jaar geleden, zo ongeveer.
PvH: Ja. I: Maar u weet het nog allemaal ontzettend goed.
PvH: Ow ja! Ik had ook veel centen van hem gebeurd. Je bent wel een jongen die toen naar school ging. Een dubbeltje was toen veel meer waard dan nu een gulden is en dan ging je er heen met een vogelnestje en ik had altijd de eerste prijs, ik had die mens secuur begrepen, gij zult een vogelnestje hebben en ik, ik bracht dat net gelijk als de natuur het geschapen had. Maar hij had dat, de nestjes daar hingen overal nog eitjes en (of todjes) takjes aan, weet je, en die had hij er allemaal afgetrokken, zei hij. Maar als ik ….., dan lachte hij. Ik pakte het net zoals het was. Al die rommel (rauwigheid) eraan. Ik had die man begrepen, weet je.
I: Ja, ja dat is mooi.
PvH: Maar het was een vreemde heer