Op tafel ligt een lijvig boekwerk: “De turbulente jeugd van ASML”. Een boek geschreven door René Raaijmakers. Het werd hier in het Westen goed verkocht maar nadat het vertaald was in het Chinees, vloog het weg met honderdduizenden in vier jaar tijd. Enkele hoofdstukken zijn gewijd aan Wim Troost, hij heeft immers aan de wieg gestaan van ASML: hij was de oprichter. Maar wie is Wim Troost nu? Hier vertel ik zijn verhaal.
Wim Troost is in 1925 geboren in Den Haag aan de N.W. Binnensingel waar zijn ouders een banketwinkel hadden. Het was een klein buurtwinkeltje en erachter woonden zij. Het woongedeelte bestond uit een kamer met twee alkoven. Moeder runde de winkel en vader werkte bij Electrolux. Toen Wim drie jaar was, kreeg hij een fietsje maar hij mocht er niet op, voordat zijn moeder hem op het hart gedrukt had voorzichtig te zijn: ”Pas op dat je de klanten niet voor de benen rijdt.” Aan de achterkant van het huis was een tuin waar Wim graag speelde. Van zijn vader had hij een stofzuigerstang gekregen en toen hij zag dat er voor hun huis gewerkt werd met grote machines, wilde hij ook zo’n machine maken. En daar was hij dan een tijd mee bezig, vol verwachting.
Wim Troost
Intussen werd het crisis. De mensen werden armer. En de mooie gracht werd gedempt, de bomen werden omgezaagd en zo veranderde een lommerrijk grachtje in een zielloze stenen straat. Maar voordat het zover was, ontstond er een modderpoel voor de winkel en dat was de genadeklap: de winkel liep niet meer. Toen moeder ook nog zwanger werd, en Wim een zusje erbij kreeg, verhuisde het gezin naar de Steynlaan, die toen aan de rand van Den Haag lag. Wim ging intussen naar de bewaarschool.
De crisis verergerde. De mensen leden gebrek, er was grote werkloosheid. En begin jaren dertig gingen de mensen protesteren tegen de uitzichtloze armoede. Deze protesten werden hardhandig uiteengeslagen. Voor veel mensen was de ellende niet te overzien. Zij hadden nauwelijks te eten en het werd steeds moeilijker en slechter.
In die tijd ging Vader iets anders doen: hij ging met een groentekar rijden en had zijn klanten in gegoede buurten: Kijkduin, de Fruitbuurt, Loosduinen. En Wim mocht mee op het paard. Onderweg en ook als Wim naar school ging, kreeg hij brood mee. Dat aten zij dan op in een koffiehuis. Daar zaten veel neringdoenden en schoolkinderen.
Een brief, die op een dag in de bus viel, zou zorgen voor een grote verandering in het gezin. “Geliefde Zoon,” was de aanhef. De brief kwam van de moeder van zijn vader. “Er is iets ergs gebeurd.” Vaders broer kon namelijk opzichter worden bij het Kroondomein en dat was een heel goede baan die je wel moest aannemen. “En nu kan hij niet meer werken in de bakkerij en die zou dan niet meer kunnen bestaan. Wat nu?!” Het was een oplossing voor het gezin want nu had vader een baan. Het was een bakkerswinkel waar ook kruidenierswaren werden verkocht. Én ze hadden een huis. Kortom: ze waren uit de problemen. Voor moeder was het een heel moeilijke stap, ze was een echte Haagse en verslingerd aan de stad. Toch heeft ze nooit geklaagd over de situatie en probeerde er het beste van te maken.
En zo begon een periode aan de Boompjesdijk, een gehucht bij Dinteloord. Vijftien jaar hebben ze daar gewoond. Daar is Wim ook naar de lagere school gegaan. Het was een heel klein schooltje waar de eerste drie en de laatste drie klassen gecombineerd werden. Toen Wim in de hoogste klas zat van de lagere school, kwam het hoofd der school naar zijn vader om hem voor te stellen lessen Frans te geven aan Wim. Hij kon dan samen met een zoon van een “herenboer” deze extra lessen volgen. Het hoofd zag wat in die jongen. Hoewel zijn vader het aanvankelijk niet echt nodig vond, kreeg hij de lessen toch. Die hoofdonderwijzer speelde ook viool en vond het belangrijk de kinderen muzikale vorming bij te brengen. Na de lagere school ging Wim naar de Mulo-B in Steenbergen. In de examenperiode brak de oorlog uit. De Duitsers vielen binnen, en heel Dinteloord liep vol met Duitsers, er waren bommenwerpers maar gelukkig richtten ze geen grote schade aan en na korte tijd waren ze weer verdwenen en leek de rust weergekeerd.
In 1948 wilde vader meer uitdaging. Hij was een actieve man en wilde meer met zijn leven doen en toen de kans zich voordeed, werd hij vertegenwoordiger in vetten en smeermiddelen bij de ROMI in Vlaardingen. Binnen korte tijd had hij een grote klantenkring opgebouwd en ze konden weer terug naar Den Haag. Moeder was dolgelukkig! Het was een hele vooruitgang.
Na de Mulo ging Wim naar de HBS-B in Bergen op Zoom. Die lag twintig kilometer van huis. Dat was elke dag twintig kilometer op de fiets heen en weer en dat door weer en wind, zomer en winter. En als enige had hij een fiets zonder versnellingen: de kinderen van de “herenboeren” hadden allemaal goede, snelle fietsen. Het was dus hard trappen voor hem!
Op die HBS was een leraar, Ir. Jute en die zat in de ondergrondse: gevaarlijk werk. Soms moesten er gecodeerde documenten worden weggebracht en daar vroeg hij Wim voor en dat deed hij. Het is gelukkig altijd goed gegaan. Helaas voor zijn leraar niet: hij werd opgepakt door de Duitsers. Zijn leerlingen vonden het heel erg en gingen protesteren. “Jute vrij, Jute Vrij!” , riepen zij. Toen werden zij ook opgepakt en werden opgesloten in het politiebureau. De directie van de school heeft het voor elkaar gekregen dat zij weer vrij kwamen maar de Duitsers eisten wel een behoorlijke straf voor die jongens. Dat werd beloofd en die straf kregen zij! Zij moesten met z’n allen het complete boek Olivier Twist van Charles Dickens vertalen. Een hele klus! Na het eindexamen werd er feest gevierd: een koets met paarden en dan bij alle leraren langs om te bedanken en sap te drinken.
ASML Hoofdkantoor Veldhoven
Hij ging werken in de bakkerij waar de oven werd gestookt met mutserd, takkenbossen. Hij sjouwde met zware zakken meel, die in de trog gegooid moesten worden en dat alles met de hand. Dan moesten de broden nog bezorgd worden met de hondenkar. In de kersttijd was er soms geen tijd om te slapen: het werk moest af.
Maar al gauw zou deze betrekkelijk zorgeloze periode voorbij zijn: Wim werd opgeroepen voor de Arbeitseinsatz en hij moest onderduiken. Voorlopig zou er van studeren geen sprake zijn. Wim kon niet gemist worden. Hij had in Den Haag vijf verschillende adressen waar hij kon onderduiken. Dat was niet altijd even makkelijk. De mensen bij wie hij was, leden ook gebrek, eten was er nauwelijks en wat er was moest dan gedeeld worden. Wim dacht dat het voor een paar maanden zou zijn maar het werd veel langer. Hij heeft honger geleden viel dertig kilo af. Hij heeft razzia’s meegemaakt: alle mannen tot 55 jaar moesten zich melden. Mitrailleurs op daken, huizen die helemaal doorzocht werden….
Het was 1945 toen Wim technische natuurkunde kon gaan studeren aan de TH Delft. Hij kreeg een beurs en van zijn vader zijn laatste briefje van honderd. Het laboratorium, waar hij zijn practica zou krijgen, was echter helemaal leeg: alles was gestolen. Wim heeft geholpen met het weer opbouwen ervan. Hij werd assistent, daarna hoofdassistent en hij eindigde met een volle baan. In 1951 is hij afgestudeerd in meet- en regeltechniek. Dat zou zijn vakgebied blijven voor de rest van zijn leven, want “Meten is weten”. Hij kon direct bij Shell komen werken maar het werd toch Philips.
En hier begint het verhaal dat hij heeft verteld in het Klooster op 24 maart 2023. Er was zoveel belangstelling voor dat er plaatsen te kort waren. Een tweede lezing bood nieuwe kansen maar die was ook voortijdig uitverkocht. Veel belangstellenden konden hem niet horen. Een derde lezing kwam er niet.
Dit artikel is geschreven door Teuntje Schulp