4 Hoedenfantasie

 

Mannen herken je dikwijls aan hun hoofddeksel. ’n Mijter hoort bij Sinterklaas, een sombrero bij een Mexicaan en een steek bij een Prins.

Er loopt een man rond met een grote kroonkurk op zijn hoofd. Het is dan wel carnaval, en dan verzinnen mensen van alles, maar een kroonkurk op je hoofd is toch wel iets heel aparts. Daar moet je toch wel een beetje kierewiet voor zijn.

Het boeit me waarom hij dit doet en ik fantaseer. Hij moet zich een bierfles vinden en drinkt een stevig glas bier. Dinsdagavond om 12 uur gaat die kroonkurk eraf en laat hij zich leeglopen. Het zou ook kunnen dat hij erg dwars is en dat hij geen druppel bier drinkt. De kurk blijft op de fles. Hij laat zien dat te veel bier drinken ongepast is. Hij is een zedenpreker.

Er schuifelt in het carnaval ook altijd een man rond met een omgekeerd, vaalrood vergiet op zijn hoofd, een echte aandachttrekker. In mijn verbeelding is de reden van de omkering simpel: rechtop valt zij eraf. Het is meer de vraag waarom een vergiet? Waar komt dat vergiet vandaan? Waarvoor is deze gebruikt? Waarom geen pan? Maar een vergiet met al die gaatjes?

Na enig piekeren is het mij duidelijk. Hij wil zijn vele hersenen niet afsluiten met een muts of helm maar ze de ruimte geven. Zijn overvloedige grijze cellen mogen niet onder de korenmaat blijven. Ze moeten stralen zoals een elektronenkanon in een televisie. Het beeld is duidelijk: hij is arrogant.

Ik vraag aan de hoed dragers nooit de redenen van hun bijzondere hoofddeksels. Het zou zo maar kunnen dat ze zeggen: “Het is het eerste wat ik tegenkwam”.

Waar blijf ik dan met mijn fantasieën?

 

Ykcul