Door Alowies van Baren

Nu Nuenen-West zo op de schop ligt en ik er nog zoveel herinneringen aan heb van toen ik nog bij mijn familie woonde op Boord 30, wil ik die herinneringen uit de jaren 1955 tot 1977 met je delen.

 

Bij de foto: Alowies met de blauwe emaille veldfles.

Op Boord

Ik ben op Boord nummer 30 geboren op 4 november 1953 en heb nog vier broers en drie zussen. We hadden wel tien koeien en veel kippen die vrij rondliepen. Als we op ons erf speelden en te dicht bij de waterput kwamen riep ons moeder; ‘’pas maar op, anders trekt de ‘’necker man’’ je erin. We waren daar natuurlijk wel bang voor en vermeden voortaan de waterput.

 

Bij de foto rechts: Van links naar rechts, Alowies, Peer, Wil , ma en Jo, in de achtertuin een ‘’huis’’ gebouwd (1955)

mijn zus Jo, Tiny van Gestel, vader entante Miet, tijdens werkpauze op de Wettense akker in 1956

Richting Soeterbeekse weg lag, dichtbij de Blekerdijk, nog een tank van de bevrijding uit 1944 waar we in speelden. We haalden er bramen en hazelnoten ‘’op de Bleke’’. En er was een stroper ‘’Friet Putte’’ die er illegaal stroppen had staan en die maakten wij kapot. Hij kwam verhaal halen bij onze vader en zij ‘’dat hebben ons jongens niet gedaan’’. De stroper had al voor de oorlog vast gezeten in het politiebureau in Eindhoven voor stropen. Er lag vlakbij nog een bomkrater waar weleens eenden in zwommen. Vader nam wat eende-eieren die daar aan de rand in een nest lagen mee, bakte ze en at ze op. Ik wilde ze niet. De eieren werden ook thuis door een krielkip met daarbij eigen eieren uitgebroed. De jonge eendjes maakten het goed maar gingen na een poosje open water zoeken en kwamen niet meer terug. Boven de Bakertse Landweg had onze vader een lap grond. Daarnaartoe lopend stond een huis met blauw verduisterde ramen. Nog vanwege de Tweede Wereldoorlog zei vader. Dit is nu aan de Dubbestraat nummer 12.

 

Er werd ook weleens bij ons op Boord een volle melkbus die aan de weg stond om opgehaald te worden gestolen. Dan moest ik naar een politieman thuis in Son om de bus weer op te halen. Toen ik negen jaar was overleed onze moeder plotseling. Vader was ziek en het werk was voor moeder teveel geworden. Daarna kwam er wel hulp en het leven ging door maar niet meer zo liefdevol als daar voor.

Naar school in Eindhoven vlakbij de oude toren in Woensel bij de fraters, We fietsten langs Eckart waar nog open velden waren. Op Boord kwamen vaak verkopers langs de deur, ook al ligt het buiten het dorp. Zo was er weleens een pannenverkoper en kwam eens een touwslager langs met een hele partij touw aan zijn fiets en iemand met rollen stoffen, tweede hands kleding, iemand met manden en een scharensliep. Het zal 1959 zijn dat ik mij als zesjarige herinner dat er een varken op het erf geslacht werd. Het vreselijk gekrijs maakte dat ik pas kwam kijken als het varken al dood was en verder geslacht werd.

Eens in de jaren zeventig waren we aan het spitten thuis en er kwamen door dit graven opeens planten aan het groeien met zeer grote bladeren. Het bleken tabaksplanten te zijn waarvan de zaden in de grond na veertig jaar nog ontkiemden! In 2023 hebben we nog op dezelfde plek wat grond naar boven gehaald en er ontkiemde alleen een klaproos.

‘’Ons vadder’’ had ook een stuk grond aan het einde van de weg bij de Rietmussen. Dat was bos en op een keer zag hij dat er gekapt was. Dit was gedaan door een bekende, er werd maar niet moeilijk over gedaan, iedere boer in de omgeving kende elkaar en nog steeds. Je moest daar in de oorlog trouwens niet komen hoorde ik. Ook niet om koeien te weiden want de Duitsers die schoten dan op je vanuit de andere kant van de Dommel.

Gonneke van Dam

Bij Gonneke op de Bakertse Landweg nummer drie kwam ik trouwens vaak. Ik ging de eerste keer bij haar langs ongeveer in 1960 om water te halen in een grote email blauwe veldfles (zie de eerste foto) voor de arbeiders op Nuenen-West. Dit was dichterbij dan naar huis op Boord te gaan. Ze gaf de fles met water aan me mee en de arbeiders zittend in een rondje dronken om beurten uit het deksel.

Een sterk Belgisch paard liep voor de maaier en het koren werd in bosjes opgeladen. Thuis ging het in een dorskast en het graan daarna in zakken. Later ging ik er elke week bij haar langs om het katholieke blaadje dat Sint Jansklokken heette te brengen. Daar stond op de kinderpagina ‘’in de klokketoren’’ een stripverhaal in over Pauke Pruimedant, (gedroogde pruim) getekend door Tijs Dorenbosch.

 

Bij de foto: Gonneke met haar hond in de achtertuin in 1966

Ze leefde alleen met twee geiten, een bok en wat kippen – had geen gas, water of elektriciteit. De kippen kregen eten uit glazen spoelen van de elektriciteitsleiding die daar pas afgebroken was. In het kippenhok bij Gonneke woonde vlak na de Tweede Wereldoorlog voor een tijdje de familie Vorstenbosch met hun twee kinderen vertelde ze.

Water kwam uit de put en koken ging op een petroliestel waarvoor ik de ‘’brom-olie haalde. Ze vertelde me veel verhalen waar ik met grote aandacht naar luisterde. Zo vertelde ze onder andere over Vincent van Gogh. Eens kwamen er een man en vrouw op een brommer langs met lange donkere leren motorjassen aan die kraakten. Gonneke vroeg mij om iets te pakken. Ik ging op zolder in opdracht van haar onder de steengoed gresbuis, vóór de tweede kachel, door om voor haar twee potloodtekeningen te pakken uit een houten schrijfbureau. Er lagen ook penselen, verftubes en een merklap in. Verder Panorama tijdschriften uit de jaren dertig. Eén tekening met handen erop en één met aardappelloof (in mijn herinnering). Die verkocht ze aan die man en vrouw. Ze werden voor ‘’veel’’ geld verkocht; daar was ze blij om.

Gonneke haar vader, de hulpnotaris Anton van Dam, was een onecht kind van koning Willem de derde (die wel meer ‘’scharrels’’ had), zo werd verteld. Haar vader kreeg een goede opleiding en zou uit de inboedel van de van Gogh familie e.e.a. bij de veiling wat gekocht hebben. Toen haar moeder stierf, werd zij verder opgevoed door de familie Dekkers die van haar moeders kant waren.

Als ik bij Gonneke was op de Laan door de Bakertse Landweg kwam er weleens een auto aan en de vrouwelijke bestuurder bracht een enveloppe met geld. Gonneke hoefde nooit te werken maar bleef ook ongehuwd. Ze had ook een hondje, ging trouw naar de kerk en had haar grote woning nooit gemoderniseerd. Er waren drie ruimtes in haar huis waar in elk een weefgetouw had gestaan. Er kwamen kunstschilders bij haar langs, soms meer dan één tegelijk rond 1960, maar wie dat waren? En wisten ze van de spullen die ze op zolder had in dat schrijfbureau? Een tweede bureau die groter was, stond beneden. De schilders zaten in de achtertuin of iets verder in de velden en beeldden ook haar huis af.

Ze vertelde dat Vincent (in 1884 of 1885) een beet van een hond kreeg en liet die door haar vader Anton van Dam behandelen, vermoedelijk in Gerwen. Zou hij daarvoor twee potloodtekeningen gekregen hebben? Bij de inboedelveiling van de familie van Gogh in jaar ? in café Schafrat kocht Anton van Dam o.a. een schrijfbureau, schildersmateriaal en verf en twee tekeningen. En waarschijnlijk ook de Protestantse merklap met namen van de familie Van Gogh erop die bij Gonneke lag. En er was bij Gonneke thuis ook nog een oud boek over de negentien Gorcumse martelaren. Een zekere Manders, antiekhandelaar in Helmond kocht het schrijfbureau.

Ik heb nog de Katholieke illustratie 1906 die bij Gonneke in huis lag; en een heiligenbeeld onder een stolp; en een grote Keulse Westerwald pot met een blauwe vogel erop; en een staand horloge gemaakt door de firma van Bussel uit Eindhoven. 

Bij de Opwettense watermolen woonde de familie Van Hoorn. Piet van Hoorn kwam ook wel eens bij Gonneke langs als ik er was. Piet kende als jonge jongen Vincent en haalde nog vogelnestjes voor hem uit, die hij afbeeldde. Zo werd er misschien ook bij de Opwettense watermolen voor Vincent naar nestjes gezocht of anders alleen in ‘’de Zeggen’’ bij ’t Coll.

Gonneke verkocht haar huis aan Frits Kooijmans haar buurman in het jaar 1967. Gonneke woont dan een jaar ongeveer in bij Frits en familie, maar dat beviel haar niet en verhuisde dan naar Tongelre bij de nonnen. Daar overlijdt ze in juni 1969.

Ik ging nog vaak daar bij haar langs en kreeg vier tinnen bordjes mee.

Van familie De Greef, van haar moeders familiezijde, kreeg ik de glazen stolpen met katholieke beelden erin. Deze kunnen uit de boedel van  de familie Van Gogh zijn maar daar heb ik geen zekerheid over. Ze waren immers protestant.

 

Vanaf de Vorsterdijk naar het noorden gezien, waar nu de Europalaan ligt in 1969.          

Dubbestraat richting Boord in 1968: vader en broer Peer aan het werk waar nu de Europalaan ligt. Linksachter staan hooioppers. Rechtsachter de bomen op Boord bij de brandkuil.

 

Wij, mijn broer Wil, neef Jan Bastiaans en ik, gingen daar kijken en het bedrijf van Van Hout die de ontgronding deed, had wat jongens daar om pottenkijkers angst aan te jagen. Dat lukte goed want Jan werd tegen de grond gedrukt en moest zand van hun eten! Ik rende naar mijn fiets maar werd ingehaald en omgeduwd. Op de grond liggend greep ik een handvol zand en wreef het in het gezicht van dat manneke. Met krijsen draaide hij zich om en ik ging er vandoor naar het huis van Gonneke van Dam om daar binnen veilig te zijn.

 

Archeologie op Boord

In het jaar 1989 had mijn broer Peer die de boerderij overgenomen had in 1986 het veld naast de boerderij door een kraan laten omwerken. Daar stond ons voorouderlijk huis tot 1948. Er lag namelijk nog een lemen vloer in het veld naast de boerderij waar het oude huis tot in 1948 stond. Die lemen vloer werd weggehaald en het veld gladgetrokken. Hierdoor kwam een greppel die vanaf de weg naar achteren liep in het zicht. Er lagen oude scherven, en misschien door de verhalen over vroeger van Gonneke was ik geïnteresseerd geraakt. De ene scherf na de ander en de kraanmachinist wilde met iets extra betalen een deel van de greppel inhoud aan de kant leggen. Zoveel scherven en heel oude uit de middeleeuwen. Nu weet ik pas dat dit eigenlijk niet mocht – zelf opgraven. Maar dit was zo spannend! Er zaten hele potjes tussen. En er lag witte kalk tussen wat kan betekenen dat de hele boedel in die sloot terecht kwam na een verschrikkelijke ziekte. Van sommige potten die niet compleet waren heb ik door een pottenbakker een replica laten maken.

Hierna heb ik een metaaldetector gekocht en vond ook nog eens Romeinse munten in het Dommeldal. Maar ook een bijzonder 17e eeuws scapulier niet ver van waar aan de Opwettense weg een kapel stond. Die scapulier was van de abdij van Tongerlo bij Antwerpen waar ik hem nog getoond heb. Zij hadden zo één nog nooit gezien!