Mijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog 1940-1945

Door Ria van Bakel

Ik ben in Nuenen geboren op 20 februari 1937. Als achtste kind in een gezin dat uitgroeide tot tien kinderen.
Ik heb enkele herinneringen van de oorlog die ik in heb opgeschreven.

Mijn vader had een kousenfabriek aan de Eindhovenseweg F37a in Nuenen. In de oorlog werd de Engelse gaarkeuken in onze fabriek gestationeerd. De fabriek was aan ons huis verbonden. Er werd gekookt voor de Engelse soldaten die rondom gelegerd waren. Mijn moeder kon heel goed cake bakken en de Engelsen lustten die erg graag. Zij gaven mijn moeder bloem, eieren, boter en suiker zodat zij genoeg benodigdheden daarvoor had. Daartegenover kregen wij vaak eten uit hun keuken. Ik herinner me nog dat er altijd lekker eten voor ons in de oven klaar stond als mijn twee jaar oudere broertje en ik ‘s-morgens uit bed kwamen. Dat was door de Engelsen voor ons klaargemaakt.

Op een dag, ik weet niet hoe oud ik was, ging ik onze fabriek binnen. Ik dacht: dit is onze fabriek, daar loop ik binnen om naar die Engelsen te gaan kijken. Dat mag gerust, het is toch onze fabriek. Maar er stond een strenge soldaat, hij kwam naar me toe en zei: “it is not allowed to be in the cookhouse”. Ik wist niet wat het betekende maar hij joeg me weg.

Wij hadden ook een varkenshok met twee varkens. Mijn broer Jan zag dat een kok een grote homp kaas in de voederbak bij de varkens gegooid had. Hij heeft die homp kaas uit de bak gehaald, aan alle kanten een plak kaas er afgesneden, hij was eetbaar en mijn moeder was er blij mee, wij hebben de kaas opgegeten.

Wij hadden in de fabriek een spoelmachine. Daarop werden de strengen wol en garen op klossen gespoeld om ze te kunnen gebruiken op de breimachines. De draden van dat garen liepen tijdens het spoelen tussen waxineschijfjes door, zoiets als een theelichtje. Ik denk dat dit was om het garen wat vettig te maken. Het volgende gebeurde. In die tijd moest alles in huis verduisterd worden, wat wil zeggen dat je van buiten niet kon zien dat er in huis lampen branden. Er waren daar aparte donkere doeken voor. Er werden ook kaarsen gebruikt om zo weinig mogelijk licht naar buiten te laten schijnen. Mijn broer Antoon, heel inventief, maakte van hout een mal, twee helften hout en sneed daar een vorm van een kaars uit. Legde daar een katoenen draad tussen, klemde de twee helften strak tegen elkaar en goot daar gesmolten waxine in, die wij genoeg hadden in de fabriek. Na een poos drogen, werden de twee stukken hout van elkaar gehaald en we hadden een kaars. Hij heeft er zo heel veel gemaakt.

Ook weet ik nog goed dat in ons huis de hoge bazen van het Engelse leger kwamen slapen. Ook nog wel op de slaapkamer van mijn ouders, én in hun bed. Mijn ouders en alle kinderen sliepen daarom beneden in het huis, in de kamer, ik denk op kermisbedden. Een soldaat heette Rattecliff. Er was er ook een soldaat die Ginger heette. Hij had rood haar.

Op een Nieuwjaarsdag stond ik boven op een stoel mijn Nieuwjaarswensje op te zeggen. Ik zat al op school maar weet niet hoe oud ik was. We hoorden een V1 aankomen. Zulk geluid maakte die: rmmmmrmmmmrmrmmooemm. Zoemend, niet heel hard. Als het geluid stilviel betekende het dat die V1 neerstortte. We hoorden dat het geluid stopte en we vlogen allemaal naar onze kelder.
Niks aan de hand gelukkig …. We moesten dan van mijn vader de paal die de kelder droeg in het midden vasthouden. Dat was de veiligste plek?
Toen ik op school zat gebeurde het vaak dat er opeens luchtalarm was. Wij moesten dan met grote snelheid onder onze tafeltjes, lessenaartjes, duiken. En zaten dan te bibberen tot het alarm over was.

Mijn broer Jos en ik waren heel goed met zuster Rustica, de kleuterzuster. Of wij nog op de kleuterschool zaten weet ik niet, maar die zuster vroeg of wij wilden komen helpen na school. Dat wilden we wel. We kregen dan altijd een boterham uit het klooster met de jam dik gesmeerd.
Elk kind had een klein vierkant plakboekje waar alle werkjes in werden gemaakt. Zij vroeg of wij de werkjes wilden afmaken van de kinderen die niet klaar waren. Zo gebeurde dat in die tijd. Ik ben mijn hele leven kleuterleidster geweest maar gelukkig was dat later niet meer het gebruik.

Ik moest een boekje van een meisje plakken. Ze had een figuur van vierkantjes niet klaar gekregen en dat moest ik afmaken. Ze woonde tijdelijk schuin tegenover ons. Ik weet niet in welke situatie ze verkeerde. Ik dacht dat haar ouders NSB-ers waren. Ik begon vierkantjes te plakken. Ik plakte consequent rood-zwarte vierkantjes en zei tegen mijn broer Jos: Rood-zwart NSB. Ik schaam me nu nog daarover…..

Mijn vader rookte sigaren. In die tijd veel te duur om ze te kopen. Daarom werden tabaksplanten gekweekt door de rokers, in eigen tuin. Grote bladeren waren dat, die moesten worden gedroogd en daar werden sigaren van gedraaid. Men noemde dat ”eigen teult” Nuenens voor: eigen teelt.

Wij hadden op zolder, natuurlijk, een plankenvloer. Dat was eigenlijk een hol plafond van de slaapkamers. Mijn vader had daar planken van losgemaakt en daartussen stonden allemaal weckflessen. Met vlees, groenten en diverse etenswaren die mijn moeder inmaakte.

Ik herinner me niet dat wij iets te kort zijn gekomen in die tijd, logisch ook dat een kind dat niet merkt.

In het patronaatgebouw, naast de pastorie in Nuenen, werden allerlei spullen verzameld, kleding, schoenen en vast nog veel meer. Dat werd georganiseerd door de H.A.R.K.
Ik weet niet waar die afkorting voor stond. Een hele berg spullen lag daar. Mensen mochten daar iets komen uitzoeken.
Ik weet niet wat de restrictie was om daarvoor in aanmerking te komen, maar ik mocht er ook naar toe. Ik wilde schoenen hebben. Nu nog begrijp ik er niets van maar ik koos een paar jongensschoenen, duidelijk geen meisjesschoenen. Ik was er heel blij mee.

Met Sinterklaas liep het natuurlijk anders dan andere jaren. We kregen altijd veel cadeautjes maar toen was er niets te verlangen. We hadden een oom die in de tuin een mispelboom had staan. Daar hingen heel veel mispels aan. Vruchten die alleen smaken als ze heel rijp zijn. Wij noemden dat zelfs rot. Op die Sinterklaasmorgen lag er op tafel een hele berg mispels.
Die had Sint gebracht. Vieze bruine vruchten, in mijn ogen. Maar we hadden tenminste iets gekregen….. die aardige oom, uh Sinterklaas ….

Op een morgen werden we wakker. Het was al licht. We hoorden een hard ronkend geluid. Er cirkelde een brandend vliegtuig boven de buurt van ons huis. Steeds weer draaide dat brandend vliegtuig rondjes. We kropen diep onder de dekens omdat we heel bang waren. Mijn vader en moeder, iedereen was in paniek. Even later zagen we het vliegtuig een paar honderd meter verder in een wei neerstorten. De wei van “Smitskes’’, zoals die boer voor ons heette. Iedereen liep naar buiten om te kijken. We konden er zomaar dichtbij komen. Wat later haalde mijn broer Jan een ijzeren ring weg bij dat toestel. Een ring van 20 cm. doorsnee. Die ring heeft bij ons jarenlang als onderzetter gediend op tafel. Het Engels “ringske”. Ook vonden we een koperkleurige lepel. Die noemden we steeds ‘’De Engelse lepel”. Jarenlang vochten we om met die lepel te mogen eten. Heel lang was er in die wei een grote kuil, een herinnering aan dat vreselijke gebeuren. De piloot heeft het waarschijnlijk niet overleefd, bedenk ik nu.
Nu is er een woonwijk gebouwd op die plek waar dat vliegtuig neerstortte

Mijn vader maakte in de tuin een grote schuilkelder. Met banken opzij en veel zitplaatsen. Het deed zich voor dat in geval van hoge dreiging de achterburen door een gat in de heg bij ons in die schuilkelder kwamen. Ik vond het heel gezellig. We hebben jaren later nog in die schuilkelder gespeeld.

De achterbuurman, Nol de Greef, was melkboer. Hij bezorgde de melk nog met een litermaat en een kruik melk bij de mensen. In die tijd moesten er voor etenswaar bonnen worden geplakt. Voedsel was ‘op de bon’. Mijn broer Jos en ik gingen vaak naar hem toe en mochten dan bonnen plakken. Ik wist niet waarvoor en waarom. De kinderen van de melkboer waren daar nog te jong voor.

Mijn zusje José en broertje Ad zijn in 1940 en 1941 geboren. Gezinsuitbreiding ging ook in oorlogsjaren door. Ik merkte daar niets van.

Als er iets angstigs en iets ernstigs dreigde te gebeuren met ons huis en de fabriek, en onze levens, zei mijn vader dat we ons huis moesten verlaten en de akkers in te trekken. Ik denk dat er een keer een aanval vanuit Eindhoven verwacht werd. We trokken met zijn allen weg, wat we meenamen en hoe of wat, dat ging aan mij voorbij. We liepen naar het “Huukske” een café aan een pad dat naar het ” Dekker” leidde. De hoek van de huidige Kerkstraat. Het gebied waar nu de de Refelingse Erven zijn. Het waren toen velden waar landbouw bedreven werd, en weilanden voor de veeteelt. We gingen in een droge sloot liggen, allemaal bij elkaar. Ook was er een nicht, Martina Oerlemans, met haar kleine kind of kinderen bij. Er was een oud vrouwtje, naar mijn beleving Netje Ketel, een begrip in Nuenen, die een handgranaat vond en daar mee zwaaide. Heel gevaarlijk.
Ik had een wit jasje aan en als iemand moest plassen, wat verderop in de sloot, moesten zij mijn witte jasje aan, Dan konden de Duitsers vanuit de lucht aan de witte kleur zien dat we burgers waren. Ik weet absoluut niet hoe oud ik was. Misschien was mijn moeder wel in verwachting van José of Ad. Wat een ellende! Toen het donker werd, liepen we naar een boerderij. De bewoners heetten Verrijt. De man staat mij niet helder voor de geest, de vrouw wel. We mochten van hen in het stro in de stal slapen. Allemaal dwars tussen het stro. Ik weet nog heel goed dat ik bij mijn vader op schoot zat, in de halfdonkere boerderij. ik voelde me bij hem heel veilig. Ik was toen waarschijnlijk het jongste kind van het gezin.
Verder verloop is mij niet helder. Toen we weer naar huis mochten, was ons huis aan de zijkant helemaal kapot geschoten. Een groot gat aan de zijkant van de woning op de slaapkamer. Een grote ravage. Mijn zus Lies riep heel hard bij het binnenkomen: Bid maar een Oefening van berouw (alsof je laatste uur was ingegaan).
In de kast op de slaapkamer hingen bruidjesjurken, die droegen we bij processies, daar zaten de kogelgaten in. Hoe een en ander verder ging kan ik me niet meer herinneren.
Jaren later kwam de boerin nog sokken kopen bij ons. Een privilege, wij hadden geen winkel. Ik denk dat mijn vader haar die voor niets meegaf.

Op een dag waren de Engelsen in Son en er werd verteld dat daar bevrijding was. Ook in Nuenen. Wij hadden de vlag al uithangen. Veel mensen uit Nuenen fietsten naar Son om de Engelsen daar te begroeten. Ook de fam. Denkers uit Nuenen, ik geloof dat zij bij mijn tantes inwoonden. Hun jongens hadden oranje shirts aan en fietsten enthousiast naar Son. Maar toen kwam het bericht dat de Duitsers weer in Nuenen waren. Die jongens zijn zonder truitjes en in hun blote bast naar huis gefietst. Mijn zus en broer waren ook naar Son, toen zij het bericht hoorden dat de Duitsers weer in Nuenen waren zijn zij door het broek, kruipend tussen de bieten om niet gezien te worden, naar huis gegaan om de vlag binnen te halen. Nuenen zat weer vol Duitsers. Alle mannen van een bepaalde leeftijd werden opgeroepen. Maar veel mannen groeven in het Broek, Nuenens natuurgebied, een kuil waar een mens rechtop in kon staan. Helemaal onzichtbaar, diep genoeg, zodat zij niet gezien werden.

In een periode gebeurde het volgende. In een nacht waren wij wakker en stonden bij mijn ouders op de slaapkamer. Wie er allemaal bij waren weet ik niet meer. We stonden in het donker naar buiten te kijken. Er liepen honderden soldaten, in strak gelid, zware soldatenschoenen denderend op de weg. Zonder geluid alleen de cadans van hun marcheren. Er volgden ook paarden, een heleboel. Zij veroorzaakten paardenhoevengeluid en het was akelig om te zien en te horen. Wist ik veel wat het betekende!

Mijn moeder kreeg ook bonnen. Om luiers te kopen want ik denk dat José en Ad intussen geboren waren. Mijn moeder kocht voor die bonnen geen luiers. Ze had liever theedoeken en nam die voor de bonnen. Die gebruikte zij voor luiers. Zal wel hard geweest zijn voor die tere kinderbilletjes.

Op een dag stond ik voor het oude raadhuis in Nuenen. Heel veel mensen stonden daar en keken naar het bordes, een klein balkon. Waar nu het van Gogh museum is. Op het bordes stond Grardje Peters, onderwijzer van de school. Hij was iets bij de PAN. (Internet vermeldt: Militaire organisatie strijdt tegen de nazivrouwen). Vrouwen die het “met de Duitsers hielden”. Er stond een vrouw bij hem. Hij schoor het hoofd van de vrouw helemaal kaal en zette er met zwart een groot hakenkruis op. De menigte scandeerde: Knip, knap, kale kop, met een hakenkruis erop! Ik stond ertussen. Hoe ik er kwam, ik weet het niet maar ik schreeuwde hard mee. Het hield niet op. Er waren enkele vrouwen waar dat mee gebeurde. Enkele vrouwen in Nuenen kregen ook een baby van een Duitser.
Ik word nog door schaamte bevangen als ik eraan denk dat ik als kind dit meemaakte. Ik denk dat mijn ouders niet wisten waar ik was. Niemand van ons thuis trouwens. Hoe oud zal ik geweest zijn? (ruim zeven jaar).

Er vielen ook veel parachutes in Nuenen. De parachutes waren van gladde witte of groene stof gemaakt. Heel dun, heel glad. Mensen die de parachutes vonden, maakten er jurken van. Veel meisjes hadden een jurk van die stof. Dat viel meteen op. Het gebeurde dat een jongen een emmer water over een meisje goot die zo’n jurk aan had. Grapje,….. maar de jurk kromp en het meisje durfde zich niet meer te vertonen. Half bloot koos zij het hazenpad.

Ook werden er pamfletten uit vliegtuigen gegooid. Daar stonden belangrijke berichten op en die werden zo boven de dorpen verspreid.

In de oorlog bakte mijn moeder zelf brood. Wij gingen met een daarvoor bestemd zakje. “aren lezen”. Als het koren gemaaid en geoogst was, bleven er nog altijd aren achter
op het veld. Wij gingen die verzamelen, mijn vader bracht ze naar de molenaar en van dat meel kon mijn moeder brood bakken.

Ook vertelde mijn moeder van het tientje van Lieftink. Ik kan nog niet begrijpen dat je daarmee het leven opnieuw kon gaan opbouwen.

L.S.
Dit was het belangrijkste dat ik me herinner van de oorlog. Nog heel wat voor een 87 jarige nu. Fijn dat ik dit verhaal met jullie kan delen. Hopelijk draagt dit iets bij misschien, nieuwe puntjes die U niet bekend waren. Ik hoop reacties te ontvangen op deze jeugdherinneringen.

Hartelijk gegroet
Ria van Bakel
Vanbakel06@gmail.com