Archeologische opgravingen aan de Vorsterdijk en Kapperdoesweg
Door Peter van Ierlant, april 2025
Bij graafwerkzaamheden als voorbereiding op de bouw van nieuwe woningen in Nuenen-West, aan de Vorsterdijk zijn in maart en april (2025) sporen van bewoning uit de volle Middeleeuwen gevonden (10e – 13e eeuw na Christus). In dezelfde maand zijn er ook archeologisch opgravingen gedaan aan de Kapperdoesweg nabij parkeerterrein van tuincentrum Coppelmans. Hierbij zijn enkel inheems, Romeinse boerenwoonsteden gevonden uit ongeveer de eerste eeuw na Chr.
Er zijn hierbij weinig archeologische artefacten gevonden. De weinige aardewerkvondsten duidden op inheems, Romeins aardewerk die mogelijk zijn geïmporteerd uit het Zuid-Limburgse Maasland gebied. De types van de Boerenhoeven geven aan dat er ook al bewoning was vanuit de late ijzertijd.
Foto, vlnr: Jan Pieter Kuiper, Peter van Ierlant, Paul Dumay, Johan te Bogt, Dirk Vlasblom en Alowies van Baren.
De betreffende terreinen waren na archeologisch vooronderzoek vrijgegeven omdat de verwachting voor archeologische sporen ‘laag’ zou zijn. Snel contact en samenwerking tussen o.a. WAM (Werkgroep Archeologie en Monumenten) van de Erfgoedvereniging Drijehornick, alsmede onder auspiciën van regio archeoloog Ria Berkvens (ODZOB) en archeoloog Martijn Bink van archeologisch onderzoeksbureau RAAP uit Weert en Bureau BAAC uit ‘s-Hertogenbosch heeft er vervolgens voor gezorgd dat in goed overleg met de betreffende aannemers in korte tijd op beide locaties archeologisch onderzoek kon plaatsvinden. Ook is er in de tussentijd door de WAM leden nog assistentie verleend bij een Romeinse nederzetting in Reusel, uitgevoerd door onderzoeksbureau RAAP.
De schaarse vondsten van zowel Vorsterdijk en Kapperdoesweg worden momenteel bij de archeologische onderzoeksbureaus van RAAP en BAAC onderzocht en gedocumenteerd. Over beide locaties zijn over de uitgegraven sleuven veel grondsporen gevonden waaronder o.a. een waterput en meerdere greppels, veel paalsporen behorende bij (paal) woningen gevonden met schijnbaar stevige gebinten.
De woningen moesten immers bestand zijn tegen de elementen van een grillige natuur. De volle middeleeuwen kenmerkte zich door de heersende kleine ijstijd. De gebinten en palen moesten sowieso een lang tijd meegaan, omdat goed hout schaars was te verkrijgen (Oostzee ) en daardoor erg duur. Deze zwaar uitgevoerde houten constructies werden meestal weer hergebruikt. In deze gevonden sporen, die we nauwkeurig hebben uitgegraven en onderzocht zijn helaas maar weinig potscherven en andere artefacten van enig belang gevonden.
De opgravingen zijn inmiddels op vrijdag 18 april 2025 afgerond.
Historische achtergrondinformatie van beide opgravingslocaties
De beide locaties van boeren woonsteden en bijgebouwen, zowel uit de vroege en volle middeleeuwen, alsmede eerdere vondsten van bewoning in het Nuenense geven aan dat er een continuïteit is geweest van (arme) bewoning in het gehele gebied langs de Dommel. Deze boerenhoeven werden altijd gebouwd op de hoge dekzandruggen langs waterplaatsen, zoals de Dommel, Gender etc. Deze hoge dekzandruggen zijn ongeveer twaalfduizend jaar geleden gevormd gedurende de laatste ijstijd van het Weichselien. Deze ruggen lopen dwars door het Brabantse landschap van de Kempen tot in het Belgische grondgebied toe. Alle hoeven en hoven, zoals Westerhoven, Veldhoven, Zandhoven, Bokhoven, Eindhoven (Endehoven) etc. werden op deze dekzandruggen gebouwd vanwege hun hoogte. De rivierdalen waren n.l. erg drassig met vaak overstromingen door hoge waterstand van de rivieren en grondwater. Ook de Berg of Berg en Park in Nuenen zijn daarvan een goed voorbeeld. Ook daar moet in de vroege middeleeuwen bewoning zijn geweest. Wat ook interessant is om te weten, is, dat op beide locaties zowel de bewoningen in het gebied van de Kapperdoesweg, en de gevonden bewoningen over het gehele gebied van Nuenen en Nuenen-West twee verschillende talen zijn gesproken. De vroeg Romeinse nederzettingen, zoals Kapperdoesweg, alsmede de gevonden urnevelden en bewoning gelegen nabij de Oude Toren werd waarschijnlijk tot de val van het Romeinse rijk (5e eeuw) een soort inheems Keltische taal (Gallisch) gesproken, want wij hier in de Kempen (Campania) behoorde immers tot de Romeinse provincie Gallia Belgica, wat toen bestond uit Keltisch sprekende stammen, zoals de stam van de Taxandriërs in ons gebied. Dit Gallia Belgica omvatte het gebied in Nederland ten zuiden van de Rijn, vrijwel het gehele huidige België, delen van Duitsland ten westen van de Rijn en het huidige Noord-Frankrijk. Alles van boven de rivieren werd door de Romeinen gezien als Fries Germaans (Frisia).
De gevonden sporen van bewoning van de volle middeleeuwen, zoals de boerenhoeven aan de Vorsterdijk spraken weer een vorm van het Diets, (het latere Nederlands). Het Keltisch is opgegaan en versmolten met de talen van Teutoonse stammen, zoal de Franken die na de val van het Romeinse rijk in de vijfde eeuw het gebied veroverden en koloniseerde. Ons dorp Nuenen is daar weer een goed voorbeeld van. Het latere Nuenen ofwel Nuenhem, weer afgeleid van Neuheim, wat ‘nieuwe nederzetting’ betekent, was een belangrijke stapelplaats in de logistiek voor de Frankische troepen die op doortocht waren naar Gallië, het latere Frankenrijk (France).
Algemeen
De werkgroep WAM (Werkgroep Archeologie en Monumenten) is een onderdeel van de Erfgoedverenigingg De Drijehornick, gevestigd in de gemeente Nuenen c.a. en werkt daarin samen met overige werkgroepen op haar interessegebied.
Doelstelling van de werkgroep:
Het bijdragen aan de bescherming en het zichtbaar maken van ons cultuurhistorische erfgoed met een specifieke nadruk op beschermde en nog te beschermen monumenten en op archeologische vindplaatsen, vondsten en historie binnen de gemeente Nuenen c.a.
De werkgroep laat zich daarbij leiden door de beginselen uit (internationale) verdragen ten aanzien van archeologie en monumenten zoals die van Malta (1992), Faro (2005) en de nieuwe Omgevingswet (2023). Daarin is o.a. bepaald dat archeologische en cultuurhistorische waarden van meet af aan moeten worden meegewogen in plannen voor ruimtelijke inrichting, dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard moeten blijven en dat een actieve borging van ons cultureel erfgoed van maatschappelijk belang is.